Moderne zonden
De hele dag door worden we gebombardeerd met prikkels. Er komen continu meldingen binnen op onze mobiele telefoon, maar ook een collega die even aan de deur klopt kan je concentratie verstoren. Zelfs als we pauze nemen, kunnen we de verleiding niet weerstaan om toch even wat appjes te beantwoorden of door sociale media te scrollen. We willen van alles tegelijk doen, terwijl ons brein dat helemaal niet aankan. De cognitieve motor staat eigenlijk altijd aan, wat funest is voor onze concentratie, zelfreflectie en creativiteit, stelt experimenteel psycholoog prof. dr. Stefan van der Stigchel (UU).
Overprikkeld
Om te begrijpen wat die prikkels met ons doen, moet je eerst weten hoe concentratie werkt. Van der Stigchel legt uit: wanneer we een taak uitvoeren die onze aandacht vergt, gebruiken we ons werkgeheugen. Om een goed resultaat te bereiken is een staat van concentratie vereist. Dit kan natuurlijk niet de hele tijd en daarom is het belangrijk periodes van concentratie af te wisselen met rust, door bijvoorbeeld een wandeling te maken of de was te doen. Dit doe je namelijk op de automatische piloot en deze acties leggen hierdoor geen beslag op je werkgeheugen. Je kan dus ergens mee bezig zijn en toch "niets doen". Beide staten zijn heel nuttig, maar we bereiken ze amper. We zitten in het dagelijks leven gevangen in een soort tussenstaat. Echt geconcentreerd aan één taak werken lukt niet, omdat je brein continu tussen verschillende taken en prikkels moet switchen. Dit switchen van taken in je werkgeheugen kost zoveel energie en tijd dat het niet lukt om geconcentreerd te blijven en deze taken foutloos uit te voeren. Maar die andere staat waar je brein iets aan heeft, namelijk niets doen, bereiken we ook maar zelden. Doordat we wanneer we rust houden nog steeds heel veel prikkels tot ons nemen, laadt ons concentratievermogen niet op. En dus blijven we de hele dag in een vermoeiende, overprikkelende tussenstaat hangen.
Reflectie en introspectie
Niets doen wordt geassocieerd met luiheid, maar er gebeurt wel degelijk veel wanneer je even niets doet. Volgens Van der Stigchel is dit de enige staat is waarin we aan zelfreflectie kunnen doen. “Als je geconcentreerd bent, dan ben je namelijk één met je taak die in je werkgeheugen zit. Je bent zo gefocust op het uitvoeren van die taak, dat jij als het ware die taak wordt.” Er is geen ruimte om na te denken over jezelf: je zelfbeeld, je dromen en verlangens worden de kop ingedrukt. Ook in die tussenstaat lukt het niet om hier ruimte voor te maken, omdat je brein bezig is met prikkels verwerken.
Eigenlijk is het best begrijpelijk dat we zelfreflectie willen mijden, zegt van der Stigchel. “We willen niet alleen met onze gedachten zijn”. Vandaar ook het woord “vervelen”: verveling is niet de staat van niets doen, maar het als vervelend ervaren wat er in je opkomt tijdens het niets doen. Want ondanks dat zelfreflectie erg nuttig kan zijn, is het bovenal ook confronterend. Die confrontatie gaan we dus liever uit de weg door afleidende prikkels te zoeken. Een experiment van Timothy Wilson bevestigt dit: studenten werden in een lege kamer gezet waar helemaal niets stond, behalve een schokapparaat. Zij gaven na verloop van tijd nog liever schokken aan zichzelf, dan dat zij niks deden en zonder deze prikkels dus alleen hun eigen gedachten als afleiding hadden.
Creativiteit
Constante prikkels zijn niet alleen funest voor zelfreflectie, maar ook voor creativiteit. Van der Stigchel: “Niemand heeft ooit een goed idee gehad tijdens het scrollen door Facebook”. Het ontstaan van nieuwe ideeën of realisaties wordt namelijk gelinkt aan de afwezigheid van taken in je werkgeheugen of het ontvangen van constante prikkels. Van der Stigchel waarschuwt wel voor de bekende neuromythe dat we een ‘slim onbewustzijn’ hebben waar geniale ideeën verborgen zitten. De link tussen creativiteit en niets doen is veel simpeler: door niets te doen laad je je concentratievermogen op. De afwezigheid van prikkels zorgt ervoor dat je na deze pauze wél de staat van concentratie kan bereiken: “Niets doen reset de boel”. Hierdoor kan je vanuit een andere hoek problemen benaderen en kom je wellicht op ideeën die anders niet in je op zouden komen.
Hoe meer we onszelf maar blijven manoeuvreren tussen in verschillende taken en prikkels, hoe minder we daadwerkelijk bereiken en hoe vermoeider we raken. Van der Stigchel geeft een concrete tip om dit te veranderen: een wandeling in de natuur is dé manier om prikkels te vermijden en even effectief niks te doen. Je bereikt dus pas echt iets, wanneer je regelmatig niets doet.
Meer weten over de effecten van niets doen? Kijk dan de lezing van Van der Stigchel terug.