In therapie
We vinden therapie tegenwoordig zo normaal, dat we soms vergeten dat het er 100 jaar geleden anders uit zag. Toen in de 20ste eeuw de psychiatrie als specialisme opkwam, waren opnames in psychiatrische ziekenhuizen altijd gedwongen. Als je vrijwillig over je problemen ging praten lag je waarschijnlijk languit op een sofa en dit werd gezien als een luxe. ‘Praattherapie’ was vroeger meer een soort ‘wellness’ voor de hogere kringen en daardoor voor weinig mensen toegankelijk, legt hoogleraar Geschiedenis van de psychiatrie prof. Gemma Blok (UU) uit.
Tegenwoordig is therapie veel toegankelijker. Ruim 1,5 miljoen mensen kloppen jaarlijks aan bij de geestelijke gezondheidszorg voor hulp, met lange wachtlijsten en een hoge druk op het zorgstelsel als gevolg. Zo blijkt ook in een overvol Tivoli Vredenburg tijdens de avond Iedereen in therapie: veruit het merendeel van het publiek geeft aan ooit in therapie te zijn geweest. Hebben echt steeds meer mensen last van mentale problemen? Of zijn we doorgeslagen in de psychiatrisering van de samenleving?
Psychiatrisering van de samenleving
Volgens Blok is dit lastig vast te stellen. “Diagnoses werden vroeger heel anders beschreven. Jongeren waren bijvoorbeeld gewoon ‘slecht op te voeden’ of mensen hadden een ‘identiteitscrisis’". Door de introductie van de DSM in 1952, het handboek binnen de psychiatrie, veranderde dat. Artsen konden aan de hand van klachten eenduidig een diagnose vaststellen. Het aantal mensen met ADHD of een depressie schoten omhoog. Of er ook daadwerkelijk sprake is van meer mentale problemen dan voor die tijd, is moeilijk te zeggen. “Het is appels met peren vergelijken,” aldus Blok.
"“Ik word echt depressief hiervan” of “dat is zo OCD van jou” zijn uitspraken die je steeds vaker om je heen hoort."
Daarbij is tegenwoordig een diagnose nodig om in aanmerking te komen voor psychische hulp. Zonder een label als angststoornis of ADHD krijg je geen vergoeding voor therapie. Hierdoor zijn we ons dit soort psychiatrische categorieën steeds actiever toe gaan eigenen, stelt Blok. Deze ontwikkeling verklaart dan ook het toenemende aantal van mensen met een diagnose dat hulp zoekt. Al vindt Blok dat we dit niet enkel als een negatieve ontwikkeling moeten beschouwen. Het heeft ook geleid tot meer openheid over mentale problemen en therapie. Het is zelfs steeds meer onderdeel van ons taalgebruik geworden. “Ik word echt depressief hiervan” of “dat is zo OCD van jou” zijn uitspraken die je steeds vaker om je heen hoort. Is de toename van diagnoses dan een teken van vooruitgang?
Therapie als oplossing?
Systeemtherapeut dr. Flip Jan van Oenen denkt van niet, volgens hem zijn we verslaafd geraakt aan psychische hulp. “Men ziet therapie als dé oplossing voor hun problemen en verklaart hun kwalen met de gestelde diagnoses. Eerst was het bijvoorbeeld zo dat wanneer je somber was, je een depressie had. Tegenwoordig ziet men de depressie juist als een verklaring voor alle problemen die bij de somberheid komen kijken,” aldus Van Oenen. Mensen zoeken de oorzaak én de oplossing van hun problemen dus bij de GGZ.
"In plaats van therapie als heilige graal, ziet hij therapie daarom als een manier om je ‘verdragings-skill’ te ontwikkelen."
Volgens Van Oenen ligt de oplossing dan ook niet in meer psychologen en meer therapie. “Vier op de vijf mensen met milde mentale klachten hebben geen baat bij therapie, het werkt amper beter dan een placebopil,” benadrukt Van Oenen. We zoeken nu vaak de oplossing van onze ‘levensproblemen’ in de psychiatrie, maar vergeten dat tegenslagen soms ook gewoon bij het leven horen. Volgens Van Oenen moeten we beter leren verdragen om hiertegen opgewassen te zijn. In plaats van therapie als heilige graal, ziet hij therapie daarom als een manier om je ‘verdragings-skill’ te ontwikkelen. Met maximaal zeven sessies per persoon per twee jaar, zou iedereen de ruimte kunnen krijgen om hieraan te werken. Op deze manier zou de druk op de GGZ volgens Van Oenen moeten afnemen en worden we minder afhankelijk van externe hulpmiddelen.
Maatschappelijke oorzaken ten grondslag
Blok denkt dat therapie mensen echt wel kan helpen, en benadrukt daarnaast dat we ook meer oog moeten hebben voor de maatschappelijke oorzaken die ten grondslag kunnen liggen aan mentale problemen. “We zien in de cijfers dat kwetsbare groepen, zoals jongeren die praktisch opgeleid zijn, een migratieachtergrond hebben of een gemiddelde of lage welvaart kennen vaker kampen met mentale problemen. Dit laat zien dat sociale ongelijkheid ook een indicator kan zijn,” benadrukt Blok. De oplossing ligt volgens haar dus ook bij het aanpakken van structurele veranderingen in de samenleving, zoals betere huisvesting, toegankelijk onderwijs, armoedebestrijding en het bevorderen van sociale cohesie. “Als we mentale gezondheid echt willen verbeteren, moeten we niet alle verantwoordelijkheid hiervoor bij het individu leggen,” stelt Blok.
Moet echt iedereen in therapie? Het antwoord lijkt nee. Want hoewel therapie soms de uitweg lijkt, is het niet altijd dé oplossing voor elk levensprobleem.