Science Café Utrecht
Janske van Eersel (UU) is ontslagpsycholoog en onderzoeker aan de UU, maar kwam in haar vorige functie als re-integratieadviseur vaak in contact met mensen die tijdelijk geen baan hadden, arbeidsongeschikt waren of dreigde te raken. Tijdens het Science Café over de zin en onzin van werk vertelde zij over wat dat met iemand doet. “De situatie waar deze mensen in zitten is meestal geen keuze. Het overgrote deel van de mensen wil wél werken en zal er alles aan doen om weer een baan te krijgen. Het verlies aan financiële zekerheid levert veel stress op.” Daarnaast legt van Eersel uit dat een baan zingeving geeft en een groot deel vormt van onze identiteit. Dat maakt je kwetsbaar bij het verlies van een baan. Sterker nog, bij 18 procent van de mensen die ontslagen worden ontstaan rouwklachten die (als hier niets aan gedaan wordt) uit kunnen monden in depressieve klachten. De kans dat iemand in een negatieve spiraal terecht komt is dan groot. Wat ook niet helpt is dat instanties zeer achterdochtig zijn. Mensen die tijdelijk zonder werk zitten moeten zich constant verantwoorden als het gaat om hun financiën en sollicitaties. Dit is echter niet altijd zo geweest.
De spanning in onze arbeidsethos
Hoe we over werk denken verandert met de jaren. Als je in de jaren 80 even geen baan had, hoefde je niet door de talloze hoepels van de instanties te springen om een uitkering te krijgen. Met de opkomst van de ‘participatiesamenleving’ kwam de nadruk op ‘werk, werk, en nog eens werk’ te liggen. Ook heeft het ervoor gezorgd dat groepen Nederlanders een achterstand hebben opgelopen en een beetje buiten de boot zijn gevallen. Niet werken is eigenlijk niet meedoen en maakt je kwetsbaar. Historicus prof. James Kennedy (UU) is auteur van het boek Aan het werk (2021) en neemt deze ontwikkeling mee in zijn beschrijving van het Nederlandse arbeidsethos sinds de Tweede Wereldoorlog. Hij legt een opmerkelijke spanning in de Nederlandse arbeidsethos bloot: werk is niet het belangrijkste in ons leven en tegelijkertijd wordt veel waarde aan gehecht. Uit onderzoek blijkt dat de werkcentraliteit gedaald is, maar wat we doen voor de kost noemen we meteen na onze namen als we ons voorstellen aan mensen. En ook op de vraag ‘hoe gaat het?’ komt vaak een werk gerelateerd antwoord.
Werk = betaald werk
De waarde die we aan werk hechten vertaalt zich ook in de nauwe definitie die we hanteren. Nog altijd denken we bij werk aan betaald werk. Cultuurfilosoof dr. Thijs Lijster, auteur van het boek 'Verenigt U!' wijst ons erop dat dit idee vaak bekritiseerd is, in de jaren zeventig bijvoorbeeld maakten feministische activisten er een punt van om huishoudelijk werk en zorgtaken te erkennen als werk. Binnen het feministisch gedachtegoed wordt er daarom onderscheid gemaakt tussen productie en reproductie, waarbij reproductie zelfs staat voor het voortbrengen van nieuwe ‘arbeiders’. Ondanks dat het kapitalistische systeem waarin wij leven hier door en door afhankelijk van is, wordt dit werk onder het tapijt geschoven en gezien als minder belangrijk.
Aan de ene kant geven Nederlanders dus aan dat werk niet centraal staat in hun leven, maar aan de andere kant geeft betaald werk ons identiteit. Een vragenrondje onder de bezoekers van het Science Cafe laat zien dat we graag werk doen dat nuttig is en waarin je jezelf kan ontplooien. Bijna alle aanwezigen zouden niet stoppen met werken als ze de loterij winnen! Als werken zo’n groot deel uitmaakt van onze identiteit en betekenis geeft, dan lijken we van weinig waarde zonder. Van Eersel, Kennedy en Lijster geven allen aan dat dat een ontwikkeling is die met argusogen moet worden bekeken. Als werk ook ‘je passie’ is, is het moeilijker om je grenzen aan te geven. Daarnaast kan iedereen onverhoopt zonder werk komen te zitten. Zo maakt uiteindelijk niet alleen niet werken, maar ook wél werken kwetsbaar.
Meer weten over waarom we werk zo belangrijk vinden? Kijk hier de opname van het Science Cafe terug.