Twee weken geleden ging de Silicon Valley Bank (SVB) in het gelijknamige tech-walhalla in de VS failliet. Hoe kon deze bank omvallen? Om dat te begrijpen, moeten we een aantal jaar terug in de tijd. Tijdens de coronacrisis werden techbedrijven steeds groter, omdat iedereen alles vanuit huis deed. Hun banksaldo bij de SVB verdubbelde. De bank gokte erop dat de rente lange tijd laag zou blijven, en besloot een groot deel van het geld van deze steeds maar groeiende techbedrijven te investeren in overheidsobligaties. Hiermee wedde de bank als het ware op één paard, en dekte zich daarmee amper in tegen het risico van renteschommelingen.
Het bleek een slechte gok: de rente steeg en met de techbedrijven ging het financieel steeds minder goed, waardoor hun banksaldo’s daalden. De bank moest hun staatsobligaties gedwongen met verlies verkopen. Klanten kregen lucht van de problemen en gingen elkaar waarschuwen. Het gevolg: een bankrun, waarbij veel mensen tegelijk allemaal hun geld wilden opnemen. De bank kan zoveel geld niet opeens uitbetalen, en gaat failliet.
Door het omvallen van de SVB ontstond er onzekerheid in de financiële wereld. Ook van Europese banken dalen de koersen op de beurs. Hoewel dit misschien zorgwekkend klinkt, betekent het niet zo veel. Niet de koers, maar het vertrouwen van rekeninghouders is belangrijk voor de gezondheid van een bank: blijven mensen rustig, dan blijven de banken overeind. Ontstaat er paniek en gaan mensen hun geld massaal opnemen, dan kan zelfs de meest gezonde bank gaan wankelen.
Volgens econoom Martijn Jeroen van der Linden (TU Delft) is het verdienmodel van banken, en daarmee ons volledige economische systeem, per definitie instabiel. Het is een kwestie van tijd voordat de volgende bubbel barst, en een nieuwe crisis zich aandient. Maar op het moment dat het mis gaat, zijn banken too big to fail. Van der Linden: “We zijn zo afhankelijk geworden van (private) banken, dat we ze wel moeten redden wanneer er iets gebeurt, anders stort ons systeem in elkaar.” Kijk de lezing hier terug.