Met coronapandemie en de lockdown kwam het thuisonderwijs. Het was wennen voor ouders en kinderen. Online onderwijs, zo blijkt uit onderzoek van de gemeente Amsterdam, is minder effectief dan onderwijs op school. Dit onderzoek laat zien dat de resultaten van vrijwel alle kinderen erop achteruit zijn gegaan. Opvallend is de trend dat leerlingen met lageropgeleide ouders vaak een grotere leerachterstand oplopen. Veel kinderen uit deze groep hebben geen eigen computer, ouders kunnen hen minder goed helpen met hun schoolwerk en zijn niet in staat om bijlessen te betalen. Sommige leerlingen verdwijnen zelfs helemaal van de radar, waardoor zij geen onderwijs meer krijgen. Dit legt een groot probleem bloot: de omgeving waar kinderen in opgroeien bepaalt in hoge mate hoeveel profijt ze hebben van het onderwijs dat ze krijgen en of ze extra lessen kunnen volgen. Deze kansenongelijkheid is geen nieuw probleem. De coronacrisis brengt dit alleen meer aan het licht. De recentelijk uitgebrachte documentaireserie Klassen, die een jaar lang kinderen met verschillende achtergronden volgt, maakt dit pijnlijk zichtbaar
Wat zijn de achterliggende oorzaken van deze ongelijkheid? Hoe groot is die ongelijkheid nou eigenlijk? Hoe kunnen we het Nederlandse schoolsysteem eerlijker maken? Op onder andere deze vragen probeert socioloog dr. Antonie Knigge (UU) antwoord te geven in de lezing “Over dubbeltjes en kwartjes”. Zo vertelt hij dat in Nederland de afkomst van je ouders grotendeels jouw toekomst bepaalt en wat er veranderd kan worden om dit effect te verminderen. Eén van de maatregelen die we volgens hem kunnen nemen is het opnieuw invoeren van klassen met een gecombineerd niveau (vmbo-t/havo of havo/vwo) om zo kinderen langer de kans te geven zich te ontwikkelen. Hij erkent dat er nog veel onderzoek nodig is om de meest effectieve maatregelen te vinden, maar dat er iets moet veranderen is wel duidelijk.