De winnaar van de Nacht van Descartes-columnwedstrijd is Marieke Drost. Gefeliciteerd! Hieronder lees je haar winnende bijdrage, 'Spiegelen'.
Mensen hebben de neiging om van dieren kleine mensjes te maken. We trekken Bello een Burberryjasje aan en laten Minoes bijzetten in het familiegraf. En we schrijven dieren ook allerlei menselijke emoties en agenda's toe. Het konijn 'is vandaag een beetje chagrijning', de huismuis is 'brutaal', en vermeend depressieve katten krijgen liefdevol een dosis Prozac toegediend. Andersom wordt het dierlijke van de mens vaak benadrukt. Een lange traditie in de moraalfilosofie benadrukt het beestachtige in ons; de evolutionaire psychologie ziet de mens als naakte aap.
De antropomorfisering van dieren en het beeld van de mens als beest illustreren hoezeer concepties van mens en dier in elkaar grijpen. Onze visies op dieren zijn natuurlijk projecties, het dier blijft stom. Maar dat betekent dat hoe we dieren zien en hoe we ze behandelen, nauw verbonden is met de omgang met en het beeld van onszelf. Natuurlijk is er een enorme discrepantie tussen de beestachtige behandeling van dieren en de waarde die we, althans in theorie, aan elk mensenleven toekennen. Maar onder die tegenstelling ligt een parallel verborgen: de verdinging van dieren, in de bioindustrie maar ook in het misbruik van huisdieren als mode-acessoires, weerspiegelt een instrumentele visie op onze eigen lijven, een mechanistisch lichaamsbeeld waarvan Descartes over het algemeen de schuld krijgt, en waar al veel moderniteitscritici hun tanden in hebben gezet.
De geneeskunde ziet zowel de laboratoriumdieren waarop ze nieuwe behandelingen uittest als de zieke mensenlichamen die ze ermee wil genezen vooral als instrumenten. De schoothondjes van de Paris Hiltons zijn net zozeer onderdeel van hun garderobe als hun afgetrainde lichamen, die meer een fashion statement lijken dan een plek om in te wonen. En zo is er ook een parallel tussen het geweld dat we dieren aandoen en de omgang met onszelf. In de plofkip en de ganzenlevergans herkennen we ons obese zelf. Zelfs onze huisdieren lijden in toenemende mate aan overgewicht.
De bio-industrie garandeert een overvloedige aanvoer van calorieën en vormt tegelijkertijd een kweekvijver voor levensgevaarlijke virussen, waarop proefdieren weer worden onderworpen aan experimenten om een medicijn daartegen te ontwikkelen. Met andere woorden: de tegenstelling tussen dierlijke en menselijke belangen gaat niet altijd op. De gezondheid van het dier is verbonden met die van de mens. Dat verschaft een, nog steeds utilistisch, argument om beter met dieren om te gaan.
Ik ben vegetarier omdat ik niet medeplichtig wil zijn aan dierenleed. Maar naast dat sentimentele argument staat mijn afkeer van de industriele behandeling van levende wezens omdat ik er zelf een ben. Pleidooien om het welzijn van het dier voorop zetten en niet ondergeschikt te maken aan de behoeften van de mens creëren een schijntegenstelling. Dat onze omgang met dieren gevolgen heeft voor onszelf is niet alleen in praktisch, maar ook moreel opzicht het geval: een slechte behandeling van dieren is de mens moreel onwaardig, argumenteren sommige filosofen. Zij pleiten voor vegetarisme als 'morele hygiëne'. Dat klinkt wat zweverig, maar het feit dat je als 'vleesverlater' tot in den treure de zelfverantwoordingen van vleeseters moet aanhoren - 'zou ik eigenlijk ook moeten doen, maar vlees is zo lekker...' - illustreert een zekere worsteling. Die we natuurlijk niet moeten overdrijven: het lijkt me sterk dat die vleeseters daadwerkelijk wakker liggen van hun keuzes.
Wij denkdieren hebben de neiging onze lichamen te veronachtzamen. Ons lichaam dient onze geest zoals de bio-industrie onze zogenaamde beschaving. Maar onze lichamen komen uiteindelijk in opstand tegen een onzorgvuldige omgang ermee, en ook in de intensieve veestapel borrelt het. Een waarlijk instrumentele visie zou, uit duurzaam opgevat eigenbelang, het welzijn van al dat vlees, inclusief dat van onszelf, tot speerpunt maken. Tot die tijd houden de bewoners van varkensflats en de eenzaam kakelende huispapegaaien ons een spiegel voor. Zijn dier en mens niet verenigd in de behoefte om zo nu en dan eens lekker te scharrelen?
Bij DUB lees je ook over de andere inzendingen: Vijf keer de hypocriete mens. Lees ook het verslag van De Nacht van Descartes: Alle dieren zijn gelijk, maar sommige zijn meer gelijk dan andere.