Huis van de Poezie Poesieprofs
In een gedicht hangen taal, klank en betekenis zo nauw samen – is dat wel in een andere taal over te brengen? Regelmatig verschijnen er poëzievertalingen, van sommige dichters, zoals Shakespeare, zelfs meerdere. De een is vrijer dan de andere. Toch lijkt het bij de waardering van een poëzievertaling niet alleen te gaan om de vrijheid die de vertaler zich veroorlooft. Het gaat ook om iets als 'de ziel' van een gedicht.
Ton Naaijkens is hoogleraar Vertaalwetenschappen aan de UU en vertaalt zelf poëzie uit het Duits, onder andere van Paul Celan. In een lezing bij Studium Generale op het Huis van de Poëzie, vertelde hij op welke manieren er over het vertalen van poëzie gedacht wordt. Piet Gerbrandy, bijvoorbeeld, noemt het vertalen van poëzie een 'intieme arbeid' (in 'Het lichaam van de tekst, de vertaling als verleidster' uit vertaaltijdschrift Filter). Het gedicht heeft een ziel, en die ziel moet ook vertaald worden.
Een andere opvatting is dat alleen dichters poëzie kunnen vertalen. Het vertaalde gedicht is dan een nieuw kunstwerk dat los kan staan van het origineel. Maar als dat opgaat, is controle van de vertaling onmogelijk. Hetzelfde zou je kunnen zeggen van de ziel. Uiteindelijk is het uitgaan van de ziel van het gedicht bij de beoordeling van een poëzievertaling zuiver subjectief. Hoe bewijs je dat een vertaler die ziel heeft benaderd? Hoe wijs je überhaupt de ziel van een tekst aan?
Duidelijk is dat onnauwkeurigheid in technisch opzicht hoogstwaarschijnlijk de ziel aantast. In een column maakte Arjan Peters recentelijk vertaler Hanz Mirck met de grond gelijk. 'Kan deze beunhaas voortaan van echte dichters af blijven?' besloot hij zijn stuk over Regio en ring van Seamus Heaney. Mirck had er duidelijk niets van begrepen (de Volkskrant, 29 januari 2010). Als er te veel fouten in staan, zowel in formeel als inhoudelijk opzicht, is elke connectie met de ziel bij voorbaat verbroken.