Filosofisch Café
Om maar met de deur in huis te vallen: niet alles aan de mens heeft een biologische oorzaak. Recente ontdekkingen in de biologie zelf zorgen voor een beweging weg van dit dogma. Dat is wenselijk, want deze manier van denken is hardnekkig en heeft gevolgen voor ons mensbeeld. Het beïnvloedt onze moraal en idee van vrijheid. Prof. dr. Jos de Mul (Filosofische Antropologie, Erasmus Universiteit Rotterdam) pleit daarom voor een bescheiden opvatting van menselijke autonomie.
Slaaf van je genen?
In de neo-Darwinistische, zogenaamde 'moderne synthese' van de evolutietheorie zitten onze erfelijke eigenschappen als genen opgeslagen in het DNA. Een gigantische molecuulcode met het 'programma' voor het menselijke leven. Veranderingen treden op doordat iedereen als kind genetisch materiaal krijgt dat voor de helft van de vader en voor de helft van de moeder afkomstig is. Daarnaast worden er bij het kopiëren van het DNA—elke nieuwe cel moet immers weer de gehele DNA-code in haar kern opnemen—fouten gemaakt. Volgens neo-Darwinisten komen belangrijke ontwikkelingen in de evolutie van de mens dan ook door deze toevallige fouten. “Jullie denken allemaal wel dat jullie slim zijn, maar het is eigenlijk alleen maar een kopieerfoutje,” grapt De Mul in het Filosofisch Café 'Leven voorbij de genen.' Naast deze toevallige mutaties wordt het DNA op geen enkele manier aangetast door de omgeving, aldus de moderne synthese van de evolutie.
Bioloog Richard Dawkins verspreidde dit idee ook buiten de academische wereld. In zijn invloedrijke boek The Selfish Gene betoogt hij dat je niet veel meer bent dan een drager van je genen. Evolutie draait niet om de mens. Niet als soort, niet als individu; alles draait om de genen en wordt door hen bepaald. Het lichaam is een slaaf van zijn genen. Naastenliefde is niet meer dan een trucje van de genen. Zij sturen je hiertoe aan, niet uit een morele overtuiging, maar simpelweg omdat ze dan meer kans maken gereproduceerd te worden. De vraag die dan rijst: wat is naastenliefde nog waard?
DNA bevredigt de dwangimpuls van menig wetenschapper.
Hoe kan het dat zo'n benadering van de mens zo populair is geworden? Sinds de ontdekking van DNA door Watson en Crick in 1953 zijn wetenschappers al bezig met het ontcijferen van de code en het koppelen van eigenschappen aan genen. De Mul citeert socioloog Sarah Richardson: “DNA bevredigt de dwangimpuls van menig wetenschapper: het is meetbaar, discreet, moleculair (en toch integratief), deterministisch en ontwikkelbaar.” De verklaringen aan de hand van DNA vervullen blijkbaar een behoefte aan concrete antwoorden op vragen die gaan over ons mens-zijn.
Het dogma doorbroken
Maar nu blijkt de werkelijkheid toch niet zo rechtlijnig te zijn als voorgesteld in de moderne synthese. Een voorbeeld: muizen die opgroeien in een actieve omgeving met veel speeltoestellen, doen het aanzienlijk beter in een doolhofopdracht dan muizen die opgroeien in een monotone grijze omgeving. Dat is niet zo gek, de muizen met speeltoestellen hebben kunnen trainen. Maar wat men ontdekte is dat kinderen van de actieve muizen tot wel drie generaties verder óók beter presteren in het doolhof. Zelfs als deze muizen zelf in een monotone omgeving opgroeien. Hoe kan dit? Als genen volledig onaantastbaar zouden zijn door de omgeving, zou dit toch niet mogelijk moeten zijn?
Dit is één van vele voorbeelden waaruit blijkt dat er meer is dan genen alleen. Denis Noble, een systeembioloog uit Oxford, voert dit idee aan in zijn boek The Music of Life. Dat niet iedereen klaar is voor een omslag in het denken, is op te maken uit de reacties die hij ontvangt op zijn website. Reaguursels à la GeenStijl, niet alleen van het algemene publiek, maar ook van collega-biologen.
Biologie en mensbeeld
Los van wat nu precies de meest accurate theorie is, is het interessant om te zien hoe diepgeworteld de genetische bril precies zit en wat dit voor gevolgen heeft. Jonathan Steinebach schreef in voorbereiding op het filosofisch café een column en droeg deze voor. “Onze genen blijken in toenemende mate verantwoordelijk voor ons doen en laten (of minder blijkt nu, maar dat wist ik niet toen ik deze column schreef).” Een filosofisch café met een meer biologisch thema is dus belangrijk, omdat juist in niet-biologische sferen het beeld van 'die discipline gevuld met reductionisten' het sterkst is. Richard Dawkins' 'selfish gene' begon als een metafoor om een lastig concept uit te leggen, maar is vervolgens zijn eigen leven gaan leiden.
Wat een troostgedachte had moeten zijn, is nu een alarmknop
Hoe je iets verwoordt, kan invloed hebben op de manier waarop je je omgeving, je identiteit en je leven ziet. Het schept een kader waarbinnen je de wereld probeert te begrijpen. De nadruk op de bepalende rol van genen, kan leiden tot een wereldbeeld waarin alles vastligt. Dat heeft mogelijk gevolgen voor je handelen. De Mul laat dit zien aan de hand van de overleden schrijver Joost Zwagerman wiens vader zelfmoord pleegde: “Het idee dat die neiging tot suïcide af en toe genetisch wordt doorgegeven, vind ik soms vreeswekkend. […]Dat eventuele gen zou ik graag eigenmachtig uit onze stamboom willen verwijderen. […] Dus wat een troostgedachte had moeten zijn, is nu een alarmknop.” Hij verwoordt het gevoel niet aan je noodlot te kunnen ontsnappen.
In Noble's metafoor van het leven als muziekstuk waarin verschillende instrumenten elkaar kunnen beïnvloeden en samen een meesterwerk produceren, hebben wij als mens meer autonomie en is er meer morele speelruimte: we kunnen leven voorbij de genen.