Cover to cover
Stel je voor: je zit aan een tafel en voor je liggen een aantal objecten: een lang ding met een kartelrandje, een lang ding met drie steeltjes eraan, en recht voor je ligt een wit rondje met een rode vloeistof erin. Je hebt geen idee wat je er mee moet. ‘Eet smakelijk’, klinkt het. Ah, er begint wat te dagen. Dat ronde is een bord tomatensoep: de lange dingen met kartels moeten het bestek zijn.
Sommige mensen hebben grote moeite met het herkennen van voorwerpen, vormen, gezichten of kleuren. Deze aandoening heet visuele agnosie. Met hun zicht zelf is niets mis, ze kunnen alles waarnemen, maar ze herkennen het object niet als een vork of een servetje.
Dit geldt ook voor de ‘man die zijn vrouw voor een hoed hield’. Hij speelt een grote rol in het beroemdste boek, met de gelijknamige titel, van neuroloog Oliver Sacks. Sacks noemt deze patiënt ‘Dr. P’. Dr. P is befaamd musicus, maar heeft grote problemen: hij ziet brandweerkranen aan voor kinderhoofdjes en herkent zowel zijn schoen als zijn eigen voet niet.
Wat is er aan de hand in het brein van Dr. P?
Klinisch neuropsycholoog Irene Huenges Wajer besprak in de reeks Cover to Cover het boek De man die zijn vrouw voor een hoed hield van Sacks. Ze legde uit wat er mis gaat bij visuele agnosie. Het is belangrijk om te begrijpen dat visuele agnosie géén oogaandoening is: de visuele informatie komt gewoon binnen via de ogen, maar wordt niet op de goede manier verwerkt door de hersenen. Iets zien en herkennen lijkt heel simpel, maar eigenlijk is het ingewikkelde optelsom van vaardigheden waarvan het een wonder lijkt dat het meestal goed gaat.
Visuele informatie komt door de ogen binnen, en worden dan linea recta naar de achterkant van de hersenen gestuurd. De hersengebiedjes daar verwerken de visuele basiskenmerken zoals vorm, kleur, textuur en contrast. Die basiskenmerken worden weer aan de voorkant van de hersenen teruggegeven, en daar worden alle losse kenmerken geïntegreerd tot één geheel. Door deze integratie snap je dat de kleur, vorm en textuur bij elkaar horen, en kan je het voorwerp onderscheiden van de achtergrond.
Bij visuele agnosie gaat er iets mis bij de integratie: de basiskenmerken worden niet goed samengevoegd, en daardoor kunnen de hersenen geen chocolade maken van wat ze precies zien. De patiënt ziet het voorwerp wel, maar kan het niet koppelen aan een representatie van dat voorwerp in zijn eigen hoofd. Daardoor herkent hij het voorwerp niet.
Soms gaat deze integratie alleen mis in een deel van de kenmerken. Neem kleur: sommige mensen zijn kleurenblind, die hebben een oogaandoening waardoor ze bepaalde kleurschakeringen niet van elkaar kunnen onderscheiden. Maar er zijn ook mensen met kleuragnosie: ze kunnen kleuren onderscheiden, maar ze kunnen er geen betekenis aan koppelen.
Bijvoorbeeld in het plaatje rechts. Patiënten kunnen bij deze aardbeien of kuikens niet aanwijzen welke kleur de juiste is. Er gaat iets mis in het integreren en herkennen van het kenmerk ‘kleur’ in het totaalplaatje.
Kun je visuele agnosie genezen?
Het is moeilijk navigeren in een wereld waarin je je eigen schoen niet herkent. Helaas is de visuele agnosie niet te genezen, maar er zijn wel strategieën waarmee patiënten kunnen compenseren voor hun agnosie. Ze moeten leren een groter beroep te doen op hun andere zintuigen. Als patiënten een voorwerp voelen, horen of ruiken herkennen ze het voorwerp wél.
Dr. P, de patiënt van Oliver Sacks, heeft een eigen manier gevonden om zijn verwarring het hoofd te bieden. Bij het aankleden, zich wassen en aan tafel gaan maakt hij liedjes. Hij zet de handelingen op melodie, al neuriënd -en met hulp van zijn vrouw- lukt het hem zonder kleerscheuren de dag door te komen.
Oliver Sacks schreef verhalen over zijn patiënten op een empathische en literaire manier. Hiermee maakte hij niet alleen het grote publiek bekend met allerlei hersenaandoeningen, ook veranderde hij de kijk van zijn wetenschappelijke collega’s op de onderzoekspraktijk. Meer over Sacks en zijn patiënten hoor je in de lezing van Irene Huenges Wajer over ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’.