Zintuigen ontleed
Als je aan mensen vraagt welke zintuig ze het minst graag zouden missen is dat ons gezichtsvermogen. Logisch, wij zijn visueel ingestelde wezens. We leven in een beeldcultuur. Betekent dat dan dat ons gezichtsvermogen heel goed is? Is wat we zien de werkelijkheid? Het lijken filosofische vragen, maar ze zijn ook anatomisch en neuropsychologisch van aard. Dat leggen anatoom prof. Ronald Bleys en psycholoog dr. Maarten van der Smagt uit in de derde lezing ‘Zintuigen ontleed’.
Anatomie van het oog
Ons oog is een technisch hoogstandje. De oogbol is een beetje te vergelijken met een fototoestel dat het beeld op een film vastlegt. Om een scherp en duidelijk beeld te krijgen, moeten afstand en belichting correct zijn. Bij het oog gebeurt dat door hoornvlies, kamerwater, lens en glasachtig lichaam. Een (omgekeerd) beeld wordt op het netvlies geprojecteerd en in ons brein weer rechtop gezet.
Het netvlies bestaat uit kegeltjes, die zorgen dat we kleur kunnen zien, en staafjes, waarmee we in het donker nog redelijk goed te kunnen zien (zonder kleur). Daarnaast kent het netvlies veel zenuwcellen, die de visuele informatie naar de hersenen versturen. Cruciaal, want kijken doen we met de ogen, maar we zien met ons brein. In de hersenen ‘maken’ we het grote plaatje op basis van flarden van beelden, herinneringen, aannames en vooroordelen. Die verwerking kost tijd, daarom lopen we een 1/10 van een seconde achter op de werkelijkheid. Eigenlijk zijn de hersenen constant bezig met het voorspellen van de toekomst.
Het grote verschil tussen een camera en ons gezichtsvermogen is dat je een camera stil moet houden voor een scherp beeld, terwijl je ogen nooit stilstaan. Constant maken ze mini-bewegingen om de omgeving te registreren. Laten we aan de hand van wat foto's doornemen hoe de anatomie hierboven zich vertaalt in een beeld (fotocredits: Het Anatomiegebouw en Maarten van der Smagt).
Ons oog 'ziet' dit:
De kegeltjes die kleur registreren zitten met name in het centrale gedeelte van de gele vlek. De gele vlek is de plek op ons netvlies waar het scherpst ziet. Staafjes, die licht en donker registreren zitten met name daarbuiten en daarom is dat gedeelte waziger
Je scant een omgeving heel snel waarbij de kleur en lichtplekken gecombineerd worden.
Dus dit 'zien' je hersenen, omdat je ogen constant al deze supersnelle bewegingen maken en al die losse flarden samen voegen.
Het maken van een beeld in het brein
Dat veel mensen aangeven dat ze het gezichtsvermogen het belangrijkste orgaan vinden, komt ook overeen met de hoeveelheid hersencapaciteit die hier aan gewijd is. Een extreem groot netwerk van zenuwcellen en hersengebieden is betrokken bij het razendsnel verwerken van visuele informatie. Veel van die verwerking gebeurt op basis van parate kennis en aannames van de wereld om ons heen. Zo weten we dat licht van boven komt en lijkt het net alsof deze mevrouw hieronder zweeft, door de schaduw van de vlaggenmast. En werkt de illusie met de kubus daaronder, omdat wij hebben opgeslagen hoe de kubus er 3D uit ziet - en dat ‘ie bol is en niet hol.
Filteren
Naast dat ons brein veel informatie aanvult, laat het ook dingen weg. Dit heeft de maken met de 'taak' die je aan het doen bent en de aandacht die je daar voor hebt. Als je in de auto rijdt dan let je vooral heel goed op de weg voor je. Aandacht helpt je te focussen. Maar dat zorgt ervoor dat je gebeurtenissen en objecten in de periferie, bijvoorbeeld een invoegende fietser op rechts, mist. Om dit illustreren maakte de Britse verkeersveiligheidsdienst deze video:
Vertekende beelden
Het is duidelijk dat het menselijk gezichtsvermogen verre van perfect is. We vullen in ons brein dingen aan die er niet zijn, laten zaken weg en interpreteren van alles onbewust verkeerd. Met deze kennis in het achterhoofd weten goochelaars en illusionisten dondersgoed hoe ze het publiek in de luren moeten leggen. Dat is natuurlijk entertainment, maar deze kennis zouden we ook moeten gebruiken op serieuze gebieden. Zo hebben ooggetuigen een belangrijke positie in ons rechtssysteem. Terwijl meerdere psychologische experimenten aantonen dat deze zeer onbetrouwbaar zijn. Vooroordelen spelen een grote rol in het construeren van het beeld van de wereld om ons heen, met vergaande gevolgen.
In 2002 deed sociaal psycholoog Joshua Correll baanbrekend onderzoek naar 'shooter-bias'. Hij vroeg witte Amerikaanse studenten een video-game te spelen. In deze simulatie liepen zij als agent mensen tegen het lijf die of een pistool of iets anders vasthielden, en moesten ze bepalen óf en hoe snel ze actie zouden ondernemen. Uit het onderzoek bleek dat de deelnemers bij zwarte personen vaker en eerder handelden alsof zij een pistool in hun hand hadden, ook wanneer ze iets heel anders vasthielden, zoals een telefoon. Een snelle, split second beoordeling klopt dus vaak niet. Ongetwijfeld waren de studenten ervan overtuigd dat ze écht een pistool hadden gezien.
'Eerst zien, dan geloven' is dan ook een gezegde dat weinig hout snijdt. En omdat ons brein zo vrij is om van alles aan te vullen en weg te laten op basis van persoonlijke aannames en ervaringen, kun je dus wel stellen dat iedereen een unieke kijk heeft. Wat dan de werkelijkheid is, is voor jou een vraag en voor mij een weet.