De mens ontleed
Als farmacoloog onderzoekt prof. dr. Aletta Kraneveld (UU) het effect van bepaalde stoffen in het lichaam: deze stoffen kunnen geneesmiddelen of voedsel zijn, maar ook stoffen die in de darmen worden geproduceerd. Kraneveld is voornamelijk nieuwsgierig naar in de invloed van darmbacteriën op het afweersysteem. Tijdens deze tweede lezing in de serie De Mens Ontleed, besprak farmacoloog Aletta Kraneveld daarom het belang van het darmstelsel voor het lichaam. Hoe kunnen je darmen je gezondheid bepalen? En welke rol hebben de darmen op een verstoord afweersysteem en geestelijke condities zoals het autismespectrum?
Het allermooiste orgaan
Volgens Kraneveld zijn je darmen het allermooiste orgaan in ons lichaam. Een klein orgaan zijn de darmen in ieder geval niet. Als je de darmen uit een mensenlichaam zou openmaken en platstrijken, zouden ze een oppervlakte reiken van 400 vierkante meter, ter grootte van twee tennisvelden! En met de aanwezigheid van zeker honderd miljoen neuronen in ons darmstelsel is het geen wonder dat de darmen ook wel bekendstaan als ons ‘tweede brein’.
“Het afweersysteem heeft significante invloed op onze gezondheid. Er bestaat bijna geen aandoening waar afweersysteem geen rol speelt”, stelt Kraneveld. En aangezien zeker zestig tot zeventig procent van alle afweercellen in het lichaam in de onze darmen zitten die vervolgens rondreizen door het hele lichaam, is meer onderzoek naar de invloed van darmbacteriën voor onze gezondheid hard nodig. Onze darmen zijn dus niet slechts een simpel afvoersysteem, maar een complex orgaan dat constant interacteert en communiceert met de binnen- én buitenwereld.
Hype rond darmonderzoek
“Alle ziekten beginnen in de darmen”. De oud-Griekse grondlegger van de westerse geneeskunde Hippocrates zei het meer dan tweeduizend jaar geleden al. Desondanks kregen de darmen in medische studies voor lange tijd weinig significantie toegeschreven. Dat is flink veranderd sinds de eenentwintigste eeuw, zeker op het onderzoeksvraag hoe een slechte darmfunctie een slechte breinfunctie zou kunnen beïnvloeden.
“Onderzoek naar deze connectie tussen darmen en brein is ongelofelijk hip”, aldus Kraneveld. Sinds 2000 steeg het aantal publicaties naar dit onderwerp namelijk snel, om vervolgens in de laatste vijf jaar exponentieel te stijgen. Deze toename van interesse in de darmen is ook te zien de in groei van populairwetenschappelijke bestsellers over het onderwerp. Toch heeft deze sterk gegroeide interesse voor de darmen weinig sluitende informatie opgeleverd: slechts twee procent van de gepubliceerde onderzoeken bestaan uit klinische studies, terwijl het grootste deel aan publicaties hypotheses voorleggen over de rol van de darmen op menigeen aandoening of stoornis. Kraneveld concludeert: “Het is een enorme hype, maar er is nog veel onderzoek nodig voordat we kunnen zeggen hoe darmbacteriën mogelijk met het brein kunnen communiceren.”
Autisme en de darmen
Het medisch onderzoek naar de darmen zit dus nog echt in de beginfase. Zo ook bij onderzoek naar de mogelijke relatie tussen autisme en het functioneren van de darmen. Als de darmen als complex orgaan immers communiceren met de hersenen en invloed uitoefenen op het afweersysteem, welke impact hebben de darmen dan op chronische aandoeningen zoals autisme? Deze connectie is interessant, omdat bij patiënten met een autismestoornis vaak ook darmontsteking voorkomt.
Klinisch onderzoek met muizen door Kraneveld en haar team kan bepaalde aanwijzingen opleveren naar de werking van de darmen en hersenen in autismespectrumstoornissen. Zo ondergingen een groep muizen een transplantatie van ontlasting van kinderen met of zonder autisme. Met de nakomelingen van de moedermuizen die ontlasting van autistische kinderen hadden gekregen, was iets bijzonders aan de hand. Deze muizen ontwikkelden namelijk sociaal verstorend gedrag: in een experiment bleven ze liever rondhangen bij een lege kooi dan rondom andere muizen.
In mensen is die connectie ook in onderzoek zichtbaar. Kraneveld noemt een studie waarin kinderen met autisme – die ook darmklachten vertoonden – gedurende acht weken wekelijks een poeptransplantatie kregen. In de weken daarna verminderden zowel de darmklachten als het verstorende sociale gedrag bij de kinderen in kwestie. Bijzonder hier was vooral dat ook twee jaar later deze darmklachten en autisme-symptomen nog steeds tamelijk verminderd waren. Het beter functioneren van de darmen lijkt invloed uitoefenen op het afweersysteem en de chronische aandoening van de desbetreffende persoon. Daar wijst in ieder geval dit ene onderzoek op.
“Uiteindelijk blijft het lastig om in onderzoek sluitend bewijs te vinden dat de darmen een cruciale rol spelen in andere chronische ziekten”, benadrukt Kraneveld. Patiënten kunnen onderling verschillend reageren op voedsel. Bovendien kunnen andere factoren, zoals leefomgeving, ook een rol spelen. Toch komen uit de bovengenoemde onderzoeken sterke verbanden naar voren tussen een slecht functionerend darmstelsel en heftigere symptomen van autismestoornis. Een verband tussen de darmfunctie en autismestoornis betekent echter niet dat er een preventief darmmedicijn moet verschijnen dat autisme bij kinderen gaat verminderen.
Onbekend terrein
Hoe zit het met die vlinders in je buik, onderbuikgevoelens en het in je broek doen van angst? Welke rol speelt je darmstelsel nog meer in gevoelens die men eerder alleen bij in de hersenen bestudeerde? Met de darmen als relatief onbekend onderzoeksterrein, is het aan onderzoekers zoals prof. Aletta Kraneveld om de komende tijd het kronkelige doolhofachtige mysterie van de darmen verder pogen te ontrafelen. Kijk tot dan toe na het toiletbezoek eens achterom als je nieuwsgierig bent wat je boodschap over je gezondheid te zeggen heeft!
(Meer weten over je ontlasting? Klik dan op deze link van de Maag Lever Darm Stiching!)