Door de ogen van de natuur
In de zomer bruist het insectenparadijs weer van leven. Zelfs op het niveau van één blad zijn de kleine beestjes bezig met oorlog voeren en politiek bedrijven. Denk maar aan de bladluis, die gulzig het sap uit planten opzuigt met zijn zuigsnuit. En het lieveheersbeestje, die de bladluis van een afstandje hongerig gadeslaat. Of de mier, die de bladluis tegen zijn hongerige roofdier beschermt, zodat hij later zelf kan genieten van de honingdauw die de bladluis afgeeft.
Of je nou van ze gruwelt of door ze gefascineerd bent, insecten vervullen talloze functies en zijn ongelooflijk nuttig. Daar weet ecoloog dr. Eelke Jongejans (Radboud University) alles vanaf. Hij onderzoekt de populatiedynamica van insecten, oftewel hoe verschillende ecologische en evolutionaire processen leiden tot verandering in insectenpopulaties. Zo probeert hij niet alleen te begrijpen waarom insectenpopulaties in aantallen toenemen of afnemen, maar ook wat de invloed is van deze trends op de natuur. In zijn lezing in de vierdelige serie ‘Door de ogen van de natuur’ legt Jongejans uit dat het hoog tijd is om ons af te vragen waarom insecten onmisbaar zijn.
Het domino-effect
Stel je voor: een wereld zonder insecten. Jongejans overdenkt de gevolgen daarvan liever niet. Insecten zijn namelijk ontzettend belangrijk om onze ecosystemen gezond en draaiende te houden. Het feit dat zo’n 60% van alle organismen op aarde insecten zijn, maakt dat ze een cruciale rol spelen in het voedselweb van een grote hoeveelheid andere dieren. Ze dienen als voer voor vogels en hun jongen, spelen een grote rol in de nutriëntencyclus van planten en in de landbouw worden ze ingezet als plaagbestrijders.
Als een zeldzaam vlindertje uitsterft, zijn de gevolgen op het ecosysteem te overzien. De plek van de een wordt vervangen door een andere soort. “Maar”, zegt Jongejans, “als veelvoorkomende insectensoorten in een rap tempo uitsterven, wordt er een groot gat geslagen in veel voedselwebben.” Het gevolg is een domino-effect van verstoorde ecosystemen, omdat elk organisme voor zijn overleving sterk afhankelijk is van andere organismen. Een zorgwekkend en helaas geen ver-van-je-bed-show scenario, omdat insecten de afgelopen decennia in een rap tempo achteruit zijn gegaan in Nederland en het buitenland. Wat is er aan de hand?
Factor Unknown
Om die vraag te beantwoorden, is een uitstapje naar het Duitse stadje Krefeld nodig. Daar onderzochten entomoloog Martin Sorg en zijn team van 1992 tot 2017 welke insecten voorkomen in diverse natuurgebieden. Hun potjes met gevangen insecten werden gedurende die jaren echter steeds leger. Jongejans en zijn collega’s analyseerden de biomassa van de vangst door het versgewicht van de insecten in de potten te wegen. Het grimmige eindoordeel: de potten bevatten 76% minder biomassa aan het einde van het onderzoek. Naarmate de taxonomie van de vangst vorderde, bleken de insecten zowel in aantal als in soorten flink te zijn afgenomen.
Als we dat willen, kunnen we insecten een kans geven
Hoe was dat mogelijk? Om daarachter te komen, bracht Jongejans allerlei omgevingsvariabelen in kaart en koppelde die aan de onderzoeksresultaten. De toegenomen temperatuur leek een positief effect te hebben op het aantal insecten. Daar tegenover stond dat bomen in de omgeving juist een negatief effect hadden, omdat insecten daardoor de vallen minder goed konden bereiken. Uiteindelijk moest Jongejans constateren dat een groot gedeelte van de afname niet te verklaren viel: er bestaat een grote factor unknown. Er zijn namelijk ontzettend veel factoren die een rol spelen bij veranderingen in een insectenpopulatie. Daardoor is het lastig te bepalen wat de doorslaggevende oorzaken precies zijn. Waar het onderzoek in Krefeld geen twijfel over laat bestaan: insectenpopulaties kunnen in korte tijd schrikbarend slinken.
628 nachten motten tellen
Is de toekomst van insecten dan één groot tranendal? Nee, zegt Jongejans. Als we dat willen, kunnen we insecten een kans geven. Het belangrijkste is dat we insecten de ruimte geven om zich te kunnen herstellen. In Nederland, met haar uitdijende steden en vele hectares landbouwgrond, is extra ruimte voor natuur bepaald niet royaal aanwezig. Toch zijn er ook hoopvolle initiatieven.
Zo noemt Jongejans De Kaaistoep, een voormalig landbouwgebied dat sinds de jaren negentig is omgebouwd tot een natuurgebied. Daar telde en inventariseerde insectenkenner Paul van Wielink samen met zijn collega’s zo’n 628 nachten lang verschillende insecten. De motten, kevers en andere insecten trokken ze aan met een groot, wit en belicht doek. Hun onderzoek is een belangrijke database voor onderzoekers als Jongejans, die daardoor beter inzicht krijgen in de toe- en afname van insecten in Nederland. En het is een hoopvol voorbeeld van hoe land (her-)gebruikt kan worden om biodiversiteit te bevorderen.
Je voorstellen hoe een wereld zonder insecten eruit ziet, dat vindt Jongejans geen interessante vraag. Volgens de ecoloog is het interessanter om erover na te denken hoe we als mensheid de wereld zo naar onze hand konden zetten. Want daarin ligt ook het antwoord besloten op de vraag: hoe kunnen we dat doen in evenwicht mét alle andere organismes waarmee we de wereld delen?