Movies & Science
Stel je voor: opgewonden loop je de campus op van de universiteit. Het is je eerste dag. Je hebt er zin in, maar je bent ook nerveus. Je kent niemand, en niemand kent jou. Of wel? Mensen glimlachen naar je, spreken je aan met een onbekende naam. Wat blijkt: jouw tweelingbroer, van wiens bestaan je nooit op de hoogte bent geweest, was een oud-student aan dezelfde universiteit. Alsof dat niet choquerend genoeg is, kom je erachter dat je ook nog een derde, identieke broer hebt. Het lijkt het perfecte script voor een film, maar in 1980 wordt het de realiteit voor een drieling in Amerika.
De documentaire Three Identical Strangers toont het verhaal van deze drieling, gescheiden bij geboorte en ondergebracht in verschillende gezinnen. Zowel de adoptieouders als de drieling hadden geen flauw benul dat ze deel uitmaakten van een wetenschappelijk experiment naar meerlingen. Dat lijkt nu onvoorstelbaar en compleet onethisch. Toch stipt de documentaire belangrijke kwesties aan over de ontwikkeling van ethiek in de sociale wetenschappen, volgens wetenschapssocioloog dr. Jaap Bos (UU). Want hoever mogen wetenschappers gaan in de voortdurende zoektocht naar kennis over de mens? Vanuit zijn expertise in de psychologie, behandelt Bos de vraag.
Tussen mens en proefpersoon
Als psychologen onderzoek doen, willen ze meer te weten komen over menselijke eigenschappen. Daarvoor is een gecontroleerde setting nodig. In Three identical strangers plaatste psycholoog Peter Neubauer de drielingbroers bijvoorbeeld in gezinnen met verschillende sociaaleconomische achtergronden. Zou de drieling op elkaar blijven lijken, of ontwikkelden ze zich totaal anders door hun verschillende omgevingen? Volgens Bos zijn psychologische experimenten in feite een rollenspel. De psycholoog neemt de rol aan van onderzoeker, en vraagt mensen de rol aan te nemen van participant. De rol van participant is behoorlijk voorgeschreven en ingeperkt: alleen de menselijke eigenschappen die psychologen willen meten, zijn van belang.
Dat daar een ethisch spanningsveld ontstaat, illustreert Bos aan de hand van het beruchte Milgram-experiment over gehoorzaamheid. Deelnemers aan het onderzoek, toentertijd subjecten genoemd, stelden vragen aan een persoon waarvan ze gescheiden waren via een scherm. Een verkeerd antwoord? Dan moesten subjecten elektrische schokken toedienen, voorzien van een steeds hogere voltage. De elektrische schokken waren nep, maar dat wisten de subjecten niet. Wilden ze stoppen met het experiment, dan gaf de experimentleider antwoord via een script: “Het onderzoek vereist dat u doorgaat.” Pas na de derde poging van subjecten werd de proef gestopt. In de psychologie is nu veel meer aandacht voor het welzijn en de rol van de proefpersoon. Toch komt er uit de experimenten van Neubauer en Milgram een vraag voort die niet gemakkelijk te beantwoorden is. Zijn we nog bezig de werkelijkheid te meten als we proefpersonen te erg in een rol drukken, en wat zegt dat over de conclusies van het onderzoek?
Tussen saai en sexy onderzoek
“Een soortgelijk verhaal waar men moeilijk kan ontsnappen aan een rol, gebeurt ook wanneer we kijken naar de onderzoeker zelf”, vertelt Bos. Gedurende de 20e eeuw raken politiek, het bedrijfsleven en de wetenschap steeds meer met elkaar verstrengeld. Dit wordt de triple helix genoemd: een samenleving waarin een nauwe samenwerking bestaat tussen de wetenschap, het bedrijfsleven en de politiek. Sociale wetenschappers doen onderzoek voor organisaties die commerciële belangen hebben, en lang niet al het onderzoek wordt bekostigd. Als onderzoeker probeer je de juiste rol te vinden in een speelveld waar je afhankelijk bent van geldschieters. En die afhankelijkheid beperkt je rol.
Ook de rollen van sociale wetenschappers zijn dus complexer geworden. In de wat extremere gevallen lijkt de verleiding groot om ethiek-punten in te leveren voor “sexy” onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan Diederik Stapel, die een groot gedeelte van zijn onderzoeksresultaten fabriceerde. Maar vrijwel elke sociale wetenschapper komt in aanraking met een groot, grijs gebied dat zich bevindt tussen de grenzen van ethiek. En dat gebied is veel complexer en genuanceerder. Bos: “Elke sociale wetenschapper moet goed nadenken over de vraag wiens belangen ze dienen. Als je opdrachtgever liever niet wil dat je resultaten publiceert doe ongunstig zijn voor hun bedrijf, wat doe je dan?”
Ethics creep
Gelukkig baant de wetenschapper zich niet alleen een weg door het ethische moeras van de wetenschap. Voor zowel de bescherming van proefpersonen als belangenverstrengelingen zijn er zogenoemde IRB’s opgericht: Institutional Review Boards. Dit zijn toetsingscommissies, die onderzoekvoorstellen toetsen op ethische richtlijnen. Ook Bos is lid van de IRB in Nederland. Hoewel de IRB’s ervoor zorgen dat potentiële Milgrams niet ongegeneerd hun gang kunnen gaan, is Bos ook kritisch. Want het thema van rollen en scripts komt volgens hem terug in de strenge regelgeving van de IRB’s.
“Er ontstaat een ethics creep”, vertelt Bos. Strenge ethische regels leggen teveel beperkingen op aan de mogelijkheden en onmogelijkheden van de onderzoeker. Proefpersonen en onderzoekers in een beperkte rol stoppen, heeft meer dan eens geleid tot onethisch onderzoek. “Maar ons antwoord daarop lijkt te zijn dat we andere scripts bedenken, andere rollen. Die liggen weliswaar dichter bij de ethische richtlijnen, maar zijn scripts en rollen überhaupt de oplossing?” Bos ziet daarin een uitdaging voor de sociale wetenschappers van nu. Hij pleit voor meer ruimte voor de autonome, kritische blik van de onderzoeker zelf.