In ons land worden er jaarlijks zo'n 600.000 dieren gebruikt voor de wetenschap. Er zijn verschillende alternatieven zoals organen op een chip, kweekcellen en computermodellen. Een wereld zonder proefdieren is nog ver weg, maar er wordt wel naar gestreefd. Sterker nog, Nederland wil in 2025 'koploper' zijn in het gebruik van dierproefalternatieven. Misschien is het daarom geen toeval dat experts uit Nederland met hun dataonderzoek ervoor hebben gezorgd dat er naar verwachting vanaf eind dit jaar wereldwijd een kwart miljoen minder proefdieren nodig zijn (Volkskrant, 16 maart - artikel achter betaalmuur). De onderzoekers ontdekten dat veel proeven weinig toegevoegde waarde hebben en herschreven vervolgens de internationale richtlijnen. De nieuwe regels treden na goedkeuring van internationale geneesmiddelenautoriteiten en farmaceuten wereldwijd in werking.
In de reeks 'Spiegeltje spiegeltje' maakte proefdierkundige Merel Ritskes-Hoitinga (Radboud UMC) zich al boos: “De meeste proefdierstudies zijn slecht gerapporteerd en de relevantie voor de mens is ver te zoeken.” Ze legt in haar lezing uit waarom en hoe dit moet veranderen. Kijk 'Over muizen en mannen' terug.