Spiegeltje, spiegeltje
Medicijnen worden meestal eerst op proefdieren getest, maar in hoeverre kan je de gevonden resultaten vertalen naar mensen? Niet één proefdier staat echt model voor de mens, stelt prof. dr. Merel Ritskes-Hoitinga (Proefdierkunde, Radboud UMC), maar een systematische analyse van een veelvoud aan dierproeven wel. En helaas ontbreekt het daar wel eens aan, stelt ze in de tweede lezing in de serie 'Spiegeltje, spiegeltje'. Zo gebruikelijk als de systematische review is in de medische wetenschap - waarbij je eerder onderzoek grondig bestudeert en vergelijkt - zo zeldzaam is die in dierproefonderzoek. Dat is niet alleen een gemiste kans, maar ook onethisch. Elk onnodig dierenexperiment is er één teveel en een grondige literatuuranalyse kan soms al uitwijzen dat het experiment geen effect zal hebben. Daarnaast kunnen we met gedegen systematisch onderzoek negatieve effecten bij de mens voorspellen en voorkomen. Dierenexperimenten zijn soms dus niet eens noodzakelijk.
Van muis naar mens
Voordat een medicijn op de markt komt testen we het met verschillende modellen. Van computermodel naar muis en vervolgens van muis naar mens. Maar in hoeverre zijn de resultaten bij dieren precies te vertalen naar de mens? In de media hoor je regelmatig 'Problemen bij klinische studie ondanks dierproeven'.
Ritskes-Hoitinga: “In de media hoor je regelmatig 'Problemen bij klinische studie ondanks dierproeven'. Zo'n ongenuanceerde uitspraak irriteert mij."
"Zo'n ongenuanceerde uitspraak irriteert mij. Alsof we dierproeven zien als offerritueel in plaats van wetenschap. Het triggert mij om nader onderzoek te doen: welke dierproeven zijn uitgevoerd, hoe zijn ze uitgevoerd en hoe zijn ze geanalyseerd voor de klinische trials startten?” aldus Ritskes-Hoitinga. Als blijkt dat er grote verschillen zijn in de proefdieropzet en de opzet van de klinische studie, dan had je het verschil in resultaat eigenlijk al kunnen voorspellen.
Medicijnen die bij dieren tot veelbelovende resultaten leiden hebben bij mensen soms geen effect, of werken zelfs negatief. Zo moest een trial naar de behandeling van herseninfarcten met het middel 'Thrombolytica' stoppen doordat mensen ernstige bloedingen opliepen, terwijl het medicijn in individuele dierstudies veilig leek. Toen achteraf een systematische analyse werd gedaan van alle dierproeven werden de negatieve bijwerkingen echter wel opgemerkt. Dat had leed kunnen voorkomen. Onderzoek van de Schotse onderzoeksgroep CAMRADES laat zien dat de vertaalbaarheid van dierproeven naar de mens laag is. Zo werden voor de ziekte MS meer dan duizend positieve behandelingen gevonden bij dieren, waarvan er slechts vier werkten bij de mens. Systematische analyse zou daarom volgens Ritskes-Hoitinga een veel grotere rol moeten spelen, zowel voorafgaand aan het dieronderzoek als na afloop.
Gezocht proefdier m/v
Er is nog een aandachtspunt als muizen gebruikt worden als model. We nemen vaak aan dat de resultaten van onderzoek bij mannetjesmuizen en menselijke mannen ook voor vrouwen gelden. Maar klopt dat wel? Neurobioloog Gert ter Horst ontdekte dat veel onderzoek naar antidepressiva werd gedaan met mannelijke proefdieren en proefpersonen. Dat dat niet altijd representatief is voor de vrouw, werd duidelijk toen sommige antidepressiva bij vrouwen zelfs averechts bleken te werken. Vrouwen gebruiken meer medicijnen dan mannen en hebben meer last van bijeffecten. Bijsluiters van medicijnen vermelden zelden aparte richtlijnen voor vrouwen. Een uitzondering is het slaapmiddel Zolpidem, dat een lagere dosis aanraadt voor vrouwen sinds bekend werd dat veel vrouwen die het middel gebruikten 's ochtends nog slaperig achter het stuur zaten. Geen ongevaarlijke bijwerking.
Bij het testen van geneesmiddelen is de verhouding tussen mannetjes- en vrouwtjesproefdieren 5:1. Ritskes-Hoitinga: “Die keuze is vaak gebaseerd op opvattingen waar geen echt bewijs voor is. Zo denken onderzoekers vaak dat de cyclus van de vrouw een storende factor is, die leidt tot variatie in de resultaten. Dat blijkt niet waar te zijn.” Mannen en vrouwen verschillen fysiologisch van elkaar. Daarom vermelden steeds meer wetenschappers het geslacht van de proefdieren. Toch wordt dit in 34% van de publicaties nog steeds niet genoemd. Als je wil dat proefdieronderzoek vertaalbaar is naar de mens, vermeld dan in ieder geval of je een mannetjes- of vrouwtjesmuis hebt gebruikt. En baseer die keuze niet op 'een gevoel', maar maak die keuze op basis van wetenschappelijk onderzoek.
Uit de routine
Ritskes-Hoitinga denkt dat we door systematische analyses het aantal dierproeven met de helft kunnnen verminderen, de kwaliteit verdubbelen en de vertaalbaarheid naar de mens verviervoudigen. Dat zou nogal wat schelen - in Nederland doen we 600.000 dierproeven per jaar, wereldwijd zo'n 115 miljoen. Om die doelstelling te bewerkstellingen moet heel wat veranderen. Allereerst moet de kwaliteit van de rapportage van dierproeven omhoog. Wetenschappelijke tijdschriften moeten onderzoekers verplichten bepaalde kenmerken –zoals geslacht- te vermelden in hun publicaties. En wetenschappers moeten op de vertaalbaarheid van hun onderzoek voor de mens worden beoordeeld, niet op het aantal publicaties. Perverse prikkels in de wetenschap moeten worden tegengegaan.
In de verantwoordingsrede die Ritskes-Hoitinga vorig jaar gaf, noemt ze het gebruik van dierproeven een 'culturele verslaving'. Ze licht toe: “De wetgever verwacht dierproeven en er is nog steeds de algemene opvatting dat de dierproef de gouden standaard is. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn.” De mens is een gewoontedier en denkt bij het plannen van onderzoek niet genoeg na over de keuze voor een bepaalde diersoort en goede alternatieven. Dat is kwalijk. Ritskes-Hoitinga: “De wetenschap moet vragen blijven stellen en niet in routine vervallen.”
Kijk de lezing 'Over muizen en mannen' terug. Volgende week woensdag zelfde tijd, zelfde plaats zal wetenschapshistoricus en -filosoof dr. Marcel Boumans het podium betreden en de economische modellen onder de loep nemen. Wat moet zo'n model eigenlijk doen?