Als Zihni Özdil in de zomer van 1993 samen met zijn broertje in de Rotterdamse Kuip het kampioenschap van Feyenoord wil vieren, is het feestje snel voorbij. Volgens de andere supporters zijn “kankerturken” niet welkom. Het was zijn eerste confrontatie met het feit hij er, ondanks zijn Nederlandse paspoort, toch niet echt bij hoort in Nederland. En hoewel 1993 misschien lang geleden lijkt, is er volgens Özdil sindsdien niet veel veranderd. Hoe komt het dat wij Turkse Nederlanders en andere minderheden niet als 'echte' Nederlanders zien? Met prof. dr. Herman Philipse spreekt hij over de oorzaken van deze uitsluiting én hoe we die tegen kunnen gaan.
Betuttelend beleid
Volgens Özdil speelt het multiculturele beleid van links progressief Nederland vanaf de jaren '70 een grote rol in de scheiding die we tegenwoordig kennen. Terwijl de rest van Nederland al lang en breed aan het seculariseren was geslagen, stimuleerde de Nederlandse overheid immigranten hun eigen zuil op te richten, met steun van (religieuze) organisaties uit het land van herkomst. Verzuilen om te integreren was het devies. Maar in feite bleven immigranten op deze manier meer verbonden met hun land van herkomst dan met hun nieuwe 'thuis'. Zo werkte de overheid de culturele segregatie zelf in de hand.
Achter al deze goede bedoelingen schuilt het aloude idee van tolerantie. In tegenstelling tot wat de meeste progressieve Nederlanders denken, werkt het volgens Özdil juist ongelijkheid in de hand. Je gedoogt de ander, maar tegelijkertijd hoort hij of zij er niet echt bij. Dit wordt pijnlijk zichtbaar als je kijkt naar de rare termen die zijn bedacht om een onderscheid aan te brengen tussen Nederlanders, gebaseerd op afkomst, zoals 'allochtoon' en 'autochtoon'.
Tolerantie: je gedoogt de ander, maar tegelijkertijd hoort hij of zij er niet echt bij
Het CBS hanteert de volgende definitie van allochtoon: iemand van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Maar deze definitie verschilt van hoe wij deze in de praktijk gebruiken. Özdil: “Als Herman en ik over straat lopen en ik heb twee ouders die in Nederland geboren zijn en de moeder van Herman is geboren in Luxemburg, wie zal er dan worden uitgemaakt voor allochtoon?” Het gebruik van het Nederlandse woord allochtoon is dus eigenlijk een Nederlandse manier om het over kleur te hebben, zonder het over kleur te hebben. De onderliggende boodschap is: 'echte' Nederlanders zijn wit. Uitsluiting werkt dus ook door in onze taal.
Meer mengen
Hoe kunnen we voorkomen dat Nederlanders zo langs elkaar blijven leven? Özdil stelt drie maatregelen voor: ten eerste moet het geschiedenisonderwijs worden veranderd, zodat mensen al op jonge leeftijd leren over structurele vormen van uitsluiting. Ten tweede zou de overheid moeten stoppen met het betrekken van Turkse organisaties bij de integratie van Turkse Nederlanders. En tot slot pleit hij voor een overheidsprogramma waarin mensen van verschillende etnische achtergronden worden gestimuleerd meer met elkaar te mengen.
Toch ziet Özdil die toekomst somber in. Recent nog wond premier Rutte er geen doekjes om toen hij zich in Zomergasten uitliet over Turkse Nederlanders die een NOS-verslaggever lastigvielen bij een pro-Erdogan demonstratie. Turkse Nederlanders die de Nederlandse waarden en normen niet begrijpen, pleuren maar op, aldus Rutte. Het laat zien hoe snel het Nederlanderschap van Nederlanders met een andere afkomst ter discussie wordt gesteld. En dat is onaanvaardbaar, volgens Özdil: “Het zijn dan misschien griezels, maar het zijn wel ónze griezels.”