Tjerk Vermaning maakte zijn eigen gereedschap en deed alsof het uit het paleolithische tijdperk kwam. William Summerlin maakte transplantaten donker met een viltstift. Herman Gelmers vond meer patiënten in de Achterhoek dan er in heel Nederland zijn. Nu kunnen we aan dit rijtje sociaalpsycholoog Diederik Stapel toevoegen. Het zijn enkele voorbeelden van fraude in de wetenschap waarmee prof. dr. Dop Bär het tweede Uithofdebat opende. Stapel verklaarde te zijn bezweken onder de hoge druk om te publiceren en presteren. En die druk lijkt alleen maar hoger te worden als je de studenten hoort. Kunnen we de kwaliteit waarborgen zonder de normen in het hoger onderwijs te laten vieren? Bij het eerste Uithofdebat op Prinsjesdag concludeerde Sybolt Noorda (voorzitter VSNU) dat onderwijsinstellingen zelf aan zet zijn om te definiëren wat kwaliteit is. Niet uitgedrukt in het aantal contacturen of andere cijfertjes, maar als bezield idee van wat jonge mensen moeten leren.
Prof. dr. Wiljan van den Akker, decaan van de Faculteit Geesteswetenschappen aan de UU, plaatst de fraude van Stapel in perspectief. In alle sectoren heb je fraudeurs, mensen die vals spelen en zo delen in de lusten maar niet in de lasten. Het is naïef te denken dat deze mensen in de wetenschap ontbreken. De fraude heeft volgens Van den Akker weinig te maken met prestatiedruk. Bär is het hiermee eens. We mogen druk niet accepteren als excuus. Bovendien, voegde Van den Akker eraan toe, zijn de fraudeurs van nu van de generatie die eindeloos mocht studeren.
Cursus ethiek?
Maar hoe zorgen we er nu voor dat de studenten van nu niet de fraudeurs van later worden? Wetenschappelijke controlemechanismen zoals peer reviews, het kunnen herhalen van experimenten en het checken van onderzoeksdata zijn steeds moeilijker toe te passen door een almaar toenemende hoeveelheid publicaties. Moet de focus liggen op honoursprogramma's en 'top, top, top' of op de bijdrage van hoger onderwijs aan de maatschappij, als een breed gedragen idee over de verantwoordelijkheden van toekomstige professionals, bestuurders en burgers. Hoe kunnen we het onderwijs zo vormgeven dat studenten een intrinsieke motivatie ontwikkelen om niet vals te spelen en de vaardigheid aanleren om eerlijk werk te verrichten? Moet het hoger onderwijs meer de rol van opvoeder aannemen en bijvoorbeeld ethiekcursussen invoeren?
Volgens Dop Bär is het belangrijk dat er in de academische wereld coherentie is. Dat betekent dat er van student tot promovendus tot hoogleraar een 'bijna communistische' structuur moet zijn waarbij ieder weet van elkaars activiteiten en elkaar recht in de ogen kan kijken. Geri Bonhof, voorzitter van het college van bestuur van de H.U. en vicevoorzitter van de HBO-raad, pleitte voor meer Bildung. De houding die je zelf aanneemt in het werk dat je doet, is naast kennis en kunde van cruciaal belang. Bij uitstek de docent moet hierin een voorbeeld geven. Wiljan van den Akker lijkt het hiermee eens te zijn en is resoluut tegen ethiekcolleges als middel. Je moet als docent tonen wat hoort. Tjolina Proost, voorzitter van de VIDIUS Studentenunie, ziet ook een rol weggelegd voor de student zelf. Meer discussie over wat ze leren en waarom ze het leren is gewenst. Een cursus ethiek is hiervoor niet noodzakelijk.
Je kunt het hele debat hier terugkijken. 14 maart 2012 zal het volgende Uithofdebat plaatsvinden, dan gaat het over 'open acces'.