Sportzomer
Mensen versieren met z'n allen de straat en kijken gezamenlijk op grote schermen naar de wedstrijden. Er heerst een gevoel van nationale trots. Prof. dr. Maarten van Bottenburg sprak, in de laatste avondlezing van de reeks Sportzomer, over de effecten van sport op de samenleving. Hij liet zien dat sport een positief effect op de sociale cohesie kan hebben, maar dat er ook keerzijden aan zitten.
Vanaf de jaren negentig ging de overheid flink geld in sport steken. De motivatie hiervoor was niet, zoals in de jaren zeventig, het stimuleren van 'sport om sport', maar sport om een maatschappelijk belang te dienen. Naast positieve effecten op de gezondheid zou sport namelijk ook psychische, sociaal integratieve en economische voordelen met zich meebrengen. Het probleem is echter, volgens Van Bottenburg, dat verbroedering 'easy to see, hard to prove' is. Het is bijzonder lastig om de effecten van sport geïsoleerd te zien.
Een van de problemen met sport is de keerzijde die zit aan de sociaal bindende werking; zo is er altijd sprake van een 'wij/zij'. Sport is een oefening te leren omgaan met verschillen en competitie, en zoals bij alle oefeningen gaat dit ook wel eens mis. Van Bottenburg pleit dan ook voor een realistische kijk vanuit de politiek. Sport is geen wondermiddel dat altijd en overal succesvol maatschappelijke problemen oplost.
Wat betreft de oranjegekte, dit fenomeen reikt natuurlijk veel verder dan voetbal alleen. Het is een excuus om uit de dagelijkse sleur te ontsnappen, vergelijkbaar met Koninginnedag. Het toont een sociale collectiviteit die we vroeger bij religie en nationalisme zagen.
De conclusie die we volgens Prof. Van Bottenburg moeten trekken is dat sport een complex en contextafhankelijk verschijnsel is. Bij het inzetten van sport om maatschappelijke problemen op te lossen moet men hier rekening mee houden.