Dit artikel valt onder de reeks Voeding en Gezondheid. Deze week: het toenemende wantrouwen tegen wetenschappelijk onderzoek naar voeding.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat regelmatig volkoren producten eten het risico op diabetes, en hart- en vaatziekten aanzienlijk vermindert. Toch googelt de consument erop los en gaat zelf op onderzoek uit. Fora en blogs vertellen dat brood koolhydraten bevat en koolhydraten zijn échte dikmakers. Het resultaat is dat de consument de boterham links laat liggen, terwijl wetenschappers deze gevolgtrekking niet onderschrijven. Onder andere hieruit blijkt: het rotsvaste vertrouwen in de voedingswetenschapper als objectieve scheidsrechter is weg. Waarop is het wantrouwen van de consument gebaseerd? En is dat wantrouwen op zijn plaats?
Een innige band tussen de voedingsindustrie en de wetenschap
De banden met het bedrijfsleven zijn een mogelijke verklaringen voor het wantrouwen van de consument. Innovatie- en voedingswetenschapper prof. dr. Fred Brouns (Universiteit van Maastricht) stelt in Trouw: “Het meeste Nederlandse onderzoek wordt mede betaald door de industrie.” Daarnaast stond in 2015 één op de drie hoogleraren van de Wageningen University & Research op de loonlijst van derden, namelijk de de overheid, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven, zoals te lezen staat in de Resource. Een tweede baan betekent echt niet meteen een dubbele agenda, maar het kan argwaan wekken bij de consument.
Sidenote: na publicatie van dit artikel laat de Wageningse Universiteit ons op Facebook weten dat er 'ongeveer 230 hoogleraren (186 fte) zijn en zo'n 20 met hoofdbetrekking bij een bedrijf. Dat is 9% en in fte 2%'.
Ook voedingswetenschapper prof. dr. Martijn Katan (VU) stelt in Trouw dat de producent een flinke vinger in de wetenschappelijke pap heeft. Zo heeft de alcoholindustrie financieel bijgedragen aan onderzoek naar de gunstige werking van alcohol op onze gezondheid. Katan: “Maar ze geeft geen geld om te onderzoeken waarom sommige vrouwen als gevolg van alcohol borstkanker krijgen. Daardoor heerst er een te rooskleurig beeld van alcohol.” Wetenschap wordt op deze manier een kwestie van vraag en aanbod. Wetenschappers hebben financiering nodig, commerciële partijen kunnen hierin voorzien, maar dan wel voor onderzoek waar ze baat bij hebben.
Wetenschap in de media
De consument plaatst vraagtekens bij de objectiviteit en onpartijdigheid van de voedselwetenschap. Brouns stelt: “De banden met de industrie wekken argwaan bij consumenten. De voedingsmiddelenindustrie zou wetenschappers in hun zak hebben.” Hoe komt dat? Een oorzaak zou kunnen zijn dat de consument pas in aanraking te komt met wetenschappelijk onderzoek als iets naar buiten wordt gebracht door de media. De media is er volgens Katan op uit om uit wetenschappelijke onderzoek 'gekke' feitjes met een grote nieuwswaarde te destilleren.
Ook hier is de wetenschap zelf deels schuldig aan. Want, waar het vroeger volstond om je onderzoek te publiceren in een wetenschappelijk tijdschrift, lijkt het nu vooral belangrijk om een persbericht de deur uit te doen met saillante details uit jouw onderzoek. “Zo krijg je steeds nieuwe wonderbaarlijke berichten over voeding: champignons beschermen je tegen borstkanker, blijkt uit één onderzoek. Dat er in andere studies nooit meer enig verband is gevonden tussen champignons en borstkanker, dat haalt de krant niet”, aldus Katan. De consument die vaak enkel in aanraking komt met wetenschappelijk onderzoek via de media, krijgt dus een vertekend beeld. Een kanttekening hierbij is dat onderzoek überhaupt weinig herhaald wordt om de resultaten ervan te toetsen. Wetenschappelijk tijdschriften publiceren liever nieuwe doorbraken, dan een bevestiging van eerder onderzoek.
Alleen maar kommer en kwel?
Kent de samenwerking tussen wetenschap en industrie alleen negatieve gevolgen? Immunoloog prof. dr. Joost van Neerven (Wageningen Universiteit) stelt in een interview met Resource dat de samenwerking met het bedrijfsleven ook voordelen op kan leveren. Praktijkkennis scherpt volgens hem namelijk de antenne voor toepassingsgericht denken. Door de praktische benadering van een bedrijf als Unilever, die zo goedkoop en snel mogelijk 'gezonde' voeding op de markt wil brengen, worden wetenschappers gestimuleerd om de kloof tussen wetenschap en maatschappij te dichten.
Ook hebben wetenschap en industrie elkaar simpelweg nodig. Bedrijven missen namelijk bepaalde analysetechnieken en faciliteiten zoals klimaatkamers om fundamenteel onderzoek te kunnen verrichten. Daarom vindt fundamenteel onderzoek vaak plaats aan de universiteit. De voedselproducent kan dat vervolgens vertalen in nieuwe producten. De kennis die het onderzoek oplevert is volgens Van Neerven ook openbaar, waardoor elk bedrijf en de samenleving als geheel ervan kunnen profiteren. Toch lijken geruststellende woorden van wetenschappers onvoldoende om de publieke opinie te veranderen. Wat zou daar dan wel voor kunnen zorgen?
Een oplossing
De voedingswetenschap lijkt vooral te kampen met een communicatieprobleem. De gemiddelde consument gaat af op wat hij of zij leest in de media. Geïsoleerde nieuwsfeitjes zijn flitsend, maar niet volledig. Daarom is het verstandig nieuws meer van context te voorzien. Er ligt dus een rol bij de media wetenschappers meer ruimte te geven voor commentaar en kritiek. Daarnaast zal de voedingswetenschap ook hand in eigen boezem moeten steken. Dit is mogelijk door in peer reviewed journals ruimte te geven aan onderzoek dat weerlegt en bevestigt in plaats van openbaart.
Daarnaast roept Katan voedingswetenschappers op om een onafhankelijkheidsverklaring te ondertekenen. Hierin beloven wetenschappers onder andere altijd de onderzoeksresultaten te publiceren, ook als deze conflicteren met de belangen van de financier. Deze verklaringen zijn online te vinden, wat de transparantie naar de consument toe vergroot. Maar of dit voldoende is om vertrouwen te winnen bij de consument, blijft de vraag.
Volgende week blog ik over de woorden die we gebruiken om ons voedsel te beschrijven. Taal kan verleiden, verhulllen en ontmaskeren. Hoe zorgt de voedselproducent voor talige verwarring bij de consument?