Spiegeltje, spiegeltje
De economische crisis van 2008 viel de economen rauw op het dak. Waarom zagen zij de crisis niet aankomen en hebben ze er ook geen oplossing voor? Ze zeggen simpelweg de verbeeldingskracht te missen. Volgens econoom Robert Solow is dat geen verrassing, omdat we uitgaan van modellen die slechts een 'flinterdunne' relatie met de werkelijkheid hebben. Om ons beter te weren moeten we terug naar de empirie, bepleit wetenschapsfilosoof- en historicus dr. ir. Marcel Boumans (Economie, UU) in de derde lezing in de serie 'Spiegeltje, spiegeltje'.
Een model als onderzoeksinstrument
Waar natuurkundigen met experimenten precies kunnen aantonen wanneer water kookt, hoe snel een appel valt, of wat de weerstand is van een object, kan de econoom slechts theoretiseren hoe de economie werkt. De Nederlandse econoom Jan Tinbergen is in 1936 de eerste die een economische theorie weergeeft in een wiskundige vergelijking. Hij maakt een vereenvoudigde weergave van het conjunctuurmechanisme, het grote theoretische vraagstuk uit de jaren 30. Zijn vergelijking is een beleidsinstrument, dat poogt te ontdekken welke maatregelen (renteverlaging? creëren van werkgelegenheid?) het meeste effect hebben om een bepaald politiek doel te bereiken (de recessie tegengaan).
"Alle modellen zijn fout, maar sommige zijn bruikbaarder dan andere." - George Box
De uitvinding van de computer in de jaren 50 maakt het mogelijk om steeds ingewikkeldere berekeningen te doen. De economen hebben nu hun eigen 'experimentele methode': het wiskundige model. Wat de telescoop is voor de sterrenkundige, de microscoop voor de bioloog, is het model voor de econoom: een onderzoeksinstrument. Economische fenomenen zijn gigantisch complex. Toch wil je er iets over kunnen zeggen. Afhankelijk van de vraag die de econoom stelt maakt hij keuzes welke elementen hij wil opnemen in zijn model. Dat model klopt daardoor nooit helemaal, of zoals statisticus George Box ooit zei: "Alle modellen zijn fout, maar sommige zijn bruikbaarder dan andere." Door de werkelijkheid te manipuleren in het model probeer je er achter te komen hoe bepaalde mechanismes werken.
We kennen nu vooral de abstracte, cijfermatige economische berekeningen, maar dat was niet altijd het geval: in de jaren 50 maakte elektro-ingenieur Bill Phillips een 'watermachine', waarin water door een nagebootste economie sijpelt. Boumans: “Zo kan je eerst zien hoe beleid uitpakt in de machine, zonder meteen een ramp te veroorzaken in de bestaande economie.”
Modellen zijn slechte toekomstvoorspellers
Wiskundige economische modellen worden groter en groter. Met duizenden vergelijkingen worden hele economieën gerepresenteerd. Maar leidt dat ook tot meer begrip? In 1976 publiceert econoom Robert Lucas een artikel dat een paradigmashift veroorzaakt binnen de macro-economie. Hij stelt daarin dat modellen slechte voorspellers zijn voor het gedrag van mensen. Op het moment dat de overheid beleid introduceert, passen mensen hun verwachtingen en daarmee ook hun gedrag aan. Zodat je weer opnieuw kan beginnen met rekenen. Boumans: “Statistiek gaat over het verleden terwijl het beleid over morgen gaat.”
Lucas stelt een nieuw type model voor gebaseerd op de 'rationele keuze' van mensen, met daarin meegenomen dat hun keuze zal veranderen wanneer beleid verandert. Een 'kunstmatige economie' die het verloop een daadwerkelijke economie zo nauwkeurig mogelijk imiteert. Om te kijken of het model betrouwbaar is, gooi je er een vraag in waar je op basis van historische data al een antwoord op weet. Klopt het antwoord? Dan betekent dit dat het model bruikbaar is om een nieuw 'experiment' op uit te voeren. Dat ook deze nieuwe compacte abstractie 'overduidelijk onrealistisch' is maakt volgens Lucas niet uit, zolang er maar goede antwoorden uitkomen.
Terug naar de empirie
De crisis in 2008 laat opnieuw een keerpunt zien in het economisch denken. De werkelijkheid blijkt grillig en nauwelijks te vatten in een model. Is wiskundige taal eigenlijk wel een goede manier om sociale fenomenen te beschrijven? Dat hangt volgens Boumans van de vraagstelling af. Wiskunde is een mooie manier van analyseren, maar soms wil je ook antwoord op empirische vragen. Bijvoorbeeld als je belangrijke historische ontwikkelingen in kaart wil brengen. De populaire econoom Thomas Piketty laat een beginpunt van nieuw economisch denken zien: een herwaardering van economische geschiedenis en samenwerking met de andere sociale wetenschappen. Zijn boek 'Kapitaal in de 21ste eeuw' bevat maar een paar formules. De economische tijdschriften die het hoogst in aanzien staan, publiceren op dit moment vooral abstracte wiskundige artikelen die niks te maken hebben met onze kennisbehoefte. Daar moet verandering in komen.
Constructies van economen zijn invloedrijk, ze vormen onderdeel van het beleid en geven vorm aan de werkelijkheid. We moeten oppassen dat we modellen niet verwarren met de realiteit. Boumans ziet een terugkeer van de morele dimensie van economie, die met de verwetenschappelijking van de discipline onderbelicht raakte. Wellicht is het tijd om weer te spreken van 'politieke economie', zoals de discipline oorspronkelijk genoemd werd, zodat het duidelijk blijft dat economische modellen gemaakt worden ten einde bepaalde (politieke) doelen te testen en geen realiteit op zichzelf vormen.
Kijk de lezing 'Hoe economen begrijpen' terug. Volgende week spreekt dr. Wouter Marra (Geowetenschap, UU) in de serie Spiegeltje, spiegeltje over hoe je Mars op aarde bestudeert. Hij laat zien hoe je in het laboratorium het gedrag van water in niet-aardse omstandigheden kunt onderzoeken met behulp van schaalmodellen en computersimulaties. Hoe hard zijn de conclusies die je daaraan kunt verbinden?