Van nature goed
In zijn lezing voor de serie Van nature goed stelt professor Wijnand Mijnhardt dat het geen recht doet aan het gedachtegoed van deze bijzondere denker. Dergelijke interpretaties houden geen rekening met de manier waarop kennis wordt overgedragen: Rousseau leeft door middel van zijn geschriften, maar iedere tijd leest hem op zijn eigen manier, geeft er zijn eigen interpretatie aan. Om recht te doen aan de denkbeelden van Rousseau, moet je naar de achtergronden kijken waartegen zijn geschriften afsteken.
Verlichte geesten: De Groot en Locke
In het Europa van de achttiende eeuw vonden grote ideologische omwentelingen plaats. In de voorafgaande eeuwen was de maatschappij doordesemd van de christelijke moraal. In die moraal is eigenliefde een negatieve eigenschap en wordt de maatschappij als een statische eenheid beschouwd, waarin je je plek moet kennen. Onder aanvoering van de Nederlandse denker Hugo de Groot (1583-1645) en de Britse filosoof John Locke (1632-1704) kwam er een grote omwenteling. De Groot kwam op voor het zelfverdedigingsrecht en beschouwde daarbij de eigenliefde, het eigenbelang, juist als de grondslag voor de samenleving. De beste manier waarop je dat eigenbelang vervolgens veilig kunt stellen, is door 'redelijk' (dat wil zeggen met rede begiftigd) te handelen. Locke voegde hier de idee van zelfbeschikking aan toe: redelijke burgers streven hun eigenbelang na en zo ontstaat er bestuur dat in het belang is van allen.
Kennis en deugd werden met elkaar verbonden. De combinatie van redelijkheid, eigenbelang en deugd werd het fundament waarop de verlichting vorm kreeg. Hoe zorg je er nu voor dat mensen redelijk handelen? Door ze op te voeden. Het idee van de statische samenleving maakte plaats voor de maakbare samenleving: de mens en de maatschappij zijn te verbeteren. Vanaf de achttiende eeuw gingen er in Europa dan ook overal stemmen op om het volk te onderwijzen. De verlichte mens was de stadsbewoner die via zijn redelijkheid en eigenliefde vanzelfsprekend voor maatschappelijke vooruitgang (in de kunsten, in de wetenschap) zou zorgen.
Rousseaus agrarische samenleving
Er was echter één dissonant geluid te horen: dat van Jean-Jacques Rousseau. De verbintenis tussen kennis en deugd die zijn voorgangers teweeg hadden gebracht, ontknoopte hij weer. Hij was van mening dat ongebreideld eigenbelang alle maatschappelijke verbanden dreigde te vernietigen. De jacht op luxe was het meest schadelijk van alles: de mens raakt op die manier vervreemd van zijn oorspronkelijke natuur. In het redelijk streven naar eigenbelang zag Rousseau de oorzaak van alle kwaad. Het is niet verwonderlijk dat hij daarom heel andere ideeën had over de opvoeding en de inrichting van de maatschappij, zoals verwoord in Émile, ou de l'éducationen Du contrat social.
Rousseau stelde een terugkeer voor naar de kleinschalige agrarische samenleving, waarin het gevoel de rol van kompas moest gaan vervullen. In een dergelijke samenleving lag voor Rousseau de ware vrijheid: iedereen die onverhoopt weer te veel zijn eigenbelang zou nastreven, zou 'gedwongen' worden vrij te zijn. Niet de verlichte stadsbewoner, maar de plattelandsbewoner leefde werkelijk in vrijheid. Rousseaus sociaal contract kunnen we alleen begrijpen met het ideaal van de kleine gemeenschap in het achterhoofd.
Rousseau in een hedendaagse context
Volgens Wijnand Mijnhardt heeft Rousseau ons als geen ander bewust gemaakt van de rampen en mogelijkheden die in onze inborst besloten liggen. Hij heeft laten zien dat de verlichte uitgangspunten die tot ongebreidelde vooruitgang zouden moeten leiden, een keerzijde hebben. Met de huidige ethiek in de financiële sector en het maatschappelijk breed gevoelde verlangen naar oppervlakkige roem en erkenning blijkt Rousseaus analyse van de verlichtingsidealen helemaal niet zo'n verkeerde.
De hele lezing zien? Kijk hem hier terug. Helaas is de opname niet van goede kwaliteit. Volgende week zullen prof. dr. Willem Hendrik Gispen en drs. Anja Smit een column en een lezing verzorgen over De universiteit en het publieke debat.