Kennis voor de toekomst
Newton verpersoonlijkt het moderne denken en de drang naar weten. Professor Floris Cohen, die het boek Isaac Newton en het ware weten schreef, aarzelt niet Newton een genie te noemen. Waar ligt het aan dat Newton zo exemplarisch was? Welke eigenschappen maken van een wetenschapper een Groot Wetenschapper? Newton muntte de beroemde uitspraak: 'If I have seen further it is only by standing on the shoulders of giants.' Nu geldt Newton zelf als een reus, op wiens schouders de wetenschappers van de toekomst staan.
In de reeks Kennis voor de toekomst passeren vier grootheden uit de geschiedenis van de wetenschap de revue. Na Isaac Newton volgen Florence Nightingale, Darwin, Freud. Steeds met de vraag wat deze genieën in de 21e eeuw voor betekenis hebben en wat de wetenschapper van de toekomst van hen kan leren. Niet iedereen kan een Newton of een Darwin worden, maar het leven en werk van zulke figuren werkt wel als voorbeeld voor veel mensen. Soms leert de bestudering van het verleden je meer over de toekomst dan de nieuwste en meest geavanceerde technologie dat kan.
We kennen allemaal het verhaal over Newton en de appel, die leidde tot zijn allergrootste ontdekking: de universele gravitatie, oftewel de wetten van de zwaartekracht. Nog tijdens zijn studie ontdekte Newton ook de integraal- en differentiaalrekening en het kleurenprisma in het zonlicht. Floris Cohen vertelt over het leven van Newton, dat in twee delen uiteenvalt. In de eerste helft werkt hij als een bezetene, hij leeft als een kluizenaar en is altijd aan het rekenen aan zijn ontdekkingen. In de tweede helft van zijn leven plukt Newton de vruchten van zijn arbeid. Zijn scheppende werk is dan uitgeput, alles wat hij nog produceert is een uitwerking van wat hij in de eerste helft heeft uitgedacht.
Je zou Newton ook wel in twee personen kunnen opsplitsen, aldus Cohen. Naast icoon van de Verlichting, niet rustend voordat hij zijn theorieën zowel experimenteel als wiskundig had onderbouwd, was hij ook een toegewijd alchemist, almaar op zoek naar de steen der wijzen. De bekende econoom Keynes noemt hem 'de laatste van de magiërs'. Hoe valt dit te rijmen? Aan de ene kant is Newtons spirituele zoektocht evenzeer een onderzoek als zijn wetenschappelijke inspanningen. Newton kon geen half werk afleveren, als hij iets onder handen nam moest het ook tot op de bodem uitgezocht worden. Daar heb je ook een van de belangrijkste verklaringen van het genie van Newton: anderen hadden dezelfde ideeën en formuleerden soortgelijke theorieën, maar Newton was de enige die zijn ziel en zaligheid legde in de onderbouwing ervan. Het is het verschil, zegt Cohen, tussen een 'ontwaarde waarheid' en een 'werkelijk achterhaalde waarheid'.
Aan de andere kant laat het alchemistische werk, dat is nagelaten in talloze notities en artikelen, een Newton zien die er wild op los speculeerde. Blijkbaar zat er een grote spanning in hemzelf tussen onzekerheid die leidt tot speculatie en het zoeken naar zekerheid in wetenschappelijke toetsing. Misschien maakt het uitbuiten van die spanning een wetenschapper tot een groot wetenschapper? Newton legde zichzelf (én anderen) zo'n strenge maatstaf op omdat hij zijn eigen neiging tot speculeren al te goed kende. Zou hij echter zulke grootse ideeën hebben gekregen zonder die neiging naar de wilde verbeelding? En zou hij die wilde verbeelding hebben kunnen temmen tot universele natuurwetten zonder als een kluizenaar uur na uur, dag na dag geconcentreerd te werken? Waarschijnlijk niet.
In de eenentwintigste eeuw werken wetenschappers samen in onderzoeksgroepen en is het niet te verwachten dat er één groot genie evenveel zal kunnen betekenen als Newton heeft gedaan – die kon al zijn experimenten en berekeningen nog alleen uitvoeren. Zijn onstuitbare werklust, gecombineerd met een innerlijke worsteling met zichzelf, die wellicht juist zijn geest in beweging zette, zullen al die afzonderlijke denkers en doeners nog steeds blijven inspireren.