Duurzaamheid als wereldbeeld
Dinsdagavond 8 februari startte de lezingenreeks Duurzaamheid als wereldbeeld. Een serie dubbellezingen waarin wetenschappers twee aan twee met elkaar en de zaal in dialoog gaan over een duurzame wereld en de bijdrage die wetenschap daaraan kan leveren. Hoe kunnen we de kennis vanuit verschillende wetenschapsgebieden aan elkaar koppelen? Allereerst om meer grip te krijgen op het thema en de redenen waarom duurzaamheid ons zo voor dilemma's stelt. En vervolgens om te zien hoe deze inzichten tot een duurzamere wereld kunnen bijdragen.
Aan prof. dr. Jacqueline Cramer (Duurzame Innovatie en directeur van het Utrechts Centrum voor Aarde en Klimaat) de vraag om de urgentie van het thema duidelijk te maken, en de stappen die volgens een innovatiewetenschapper nodig zijn. Cramer begon met haar persoonlijke betrokkenheid. Na de middelbare school studeerde ze in de VS en logeerde bij een gezin in een prachtige villa met zwembad. Toen ze de volgende ochtend opstond, hing er een waas over de hele stad. Dat was smog, in Nederland nog een onbekend verschijnsel. Vanaf dat moment nam Cramer zich voor te werken aan welvaart voor iedereen, maar dan zonder de bijbehorende milieuvervuiling. Ze studeerde biologie en was een van degenen die de opkomende milieuwetenschappen vorm gaf. Binnen de wetenschap, bij TNO en als milieuadviseur voor meer dan honderd bedrijven, maar ook als lid van de SER en als minister van Milieu in het vorige kabinet, bracht ze haar kennis in praktijk.
Terugkijkend zijn de laatste veertig jaar veel milieuproblemen opgelost, zoals het gat in de ozonlaag. Dankzij de ontwikkeling van technische kennis en wetgeving. Daarvoor in de plaats zijn complexere vraagstukken gekomen. Die hebben niet alleen te maken met milieu, maar ook met mensenrechten, eerlijke arbeidsverhoudingen en een economie die waarde creëert voor iedereen. De drie p's: people, planet en profit. Globalisering, internationalisering en opkomende communicatietechnologieën zorgen ervoor dat de wereld een systeem is. Verantwoordelijkheden liggen niet meer alleen bij overheden, maar ook bijvoorbeeld bij multinationals en consumenten. Innovatiewetenschappers bestuderen deze interacties en gebruiken politieke en ethische theorieën, maar ook netwerktheorieën en organisatietheorie om deze maatschappelijke processen van kennisontwikkeling en verandering te bestuderen en op gang te brengen. Volgens Cramer zijn daarvoor nieuwe samenwerkingen nodig tussen kennisinstituten, grote en kleine bedrijven en maatschappelijke spelers, inclusief de overheid. Het UCAD wil zich hiervoor inzetten.
Prof. Klaas van Egmond (Milieukunde) droeg net als Cramer bij aan de ontwikkeling van de milieukunde tot wat die nu is. Hij studeerde levensmiddelentechnologie in Wageningen en kwam in dienst bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, waar hij onderzoek leidde ter ondersteuning van het milieu- en klimaatbeleid van de Nederlandse overheid, maar ook bijvoorbeeld het Intergovernmental Panel on Climate Change (het IPCC). Daartoe ontwikkelde hij scenario's waarin hij bevolkingsgroei, welvaartsgroei en allerlei aspecten van vervuiling in kaart kon brengen. Alarmerende beelden voor ons en onze welvaart omdat we tot een wereldbevolking van 9 miljard zullen doorgroeien, zonder dat de aarde dit kan dragen.
Tenminste, dat hangt er van af hoe we vooruitgang definiëren en wat we tot onze behoeften rekenen. De definitie van Brundtland luidt: 'Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.' Het gaat dus om kwaliteit van leven, zowel ecologisch, economisch als sociaal. Hoe vat je een zo'n kwalitatief begrip? Van Egmond ontwikkelde een methode om wereldbeelden te ordenen. Allereerst op basis van indelingen uit de sociologie. In hoeverre hechten mensen waarde aan het individu of de groep, aan bezit of immateriële zaken. Opvallend genoeg blijken die begrippen goed overeen te komen met die van veel filosofische of religieuze theorieën, en zelfs in verhalen van Shakespeare zie je dezelfde zoektocht naar balans tussen die vier polen.
Wat hebben mensen die werken aan duurzame ontwikkeling in een stad of bij de provincie daar nu aan? Hoe verhoudt evenwicht zoeken zich tot vernieuwing en innovatie? Hoe kunnen de bouw en ruimtelijke ordening hiervan profiteren? En wat betekent dit voor studenten die zich willen inzetten voor duurzaamheid? Dat waren de vragen uit de zaal. Volgens de sprekers gaat het erom oog hebben voor de complexiteit en voor het feit dat niet één partij het alleen kan, en ook dat je van te voren niet weet waar vernieuwing je zal brengen. Volgens Van Egmond is er debat nodig over onderliggende waarden. Mensen, en wat zij belangrijk vinden, verschillen. Maar het reflecteren op die waarden behoedt ons voor overshoot. De nieuwe kleinschaligheid is goed, mits je je rekenschap geeft van de globaliserende wereld. Innovatie en verandering zullen er zijn, maar moeten daarna weer zoeken naar evenwicht. Daarbij geldt dat andere vormen van kennis, zoals kunst of ervaringskennis, zijn belangrijk voor reflectie op wetenschappelijke kennis. En hoe precies? Dat is het proces van zoeken naar balans. Maar door wereldbeelden te benoemen kunnen we er in elk geval het gesprek over aangaan.
Kijk de dubbellezing hier terug.