Geluk definiëren
“De wetenschap worstelt met het meten van geluk,” stelt psycholoog Inez Germeys in gesprek met De Standaard. Het onderzoeken en definiëren ervan is moeilijk, en daar zijn volgens haar verschillende redenen voor: “Sommige zijn heel filosofisch. Zo betekent geluk voor mij wellicht iets anders dan voor jou. En word ik nu van iets gelukkig of ben ik op lange termijn gelukkig? Geluk is ook wetenschappelijk een heel breed begrip. In sommige studies gaat het over happiness, in andere over wellbeing. In nog andere studies gaat het over de afwezigheid van negatieve gevoelens.”
Dat geluk lastig wetenschappelijk te definiëren is, bevestigt ook biologisch psycholoog en ‘geluksprofessor’ Meike Bartels (UvA). In een lezing voor de Universiteit van Nederland vertelt ze: “Iedereen weet hoe het voelt, maar om er een woord aan te hangen is heel lastig. Mijn definitie van geluk is je goed voelen en goed functioneren.”
In een ander interview benadrukt Bartels: “Geluk is meer dan de afwezigheid van ziekte en is een gelaagd begrip. Het kan betekenen: tevreden zijn met je leven, maar er is ook een filosofische traditie die teruggaat naar de Griekse oudheid: ‘eudaïmonisch geluk’. Dat verwijst naar zin, naar dat je leven een doel heeft en dat je dat onder controle hebt. Wij bekijken eigenlijk alle betekenissen.” Hieruit blijkt dat er verschillende invalshoeken zijn om geluk te interpreteren, die leiden tot uiteenlopende definities.
Maar als er geen eenduidige definitie is van geluk, kan je het dan wel onderzoeken? Volgens Bartels wel, bijvoorbeeld door het geluksgevoel te meten aan de hand van stellingen als “Over het algemeen ben ik een tevreden mens” en “Ik ben meestal gelukkiger dan de mensen om mij heen”. Of een persoon te vragen om een punt te kiezen op een schaal van het slechtst naar het best denkbare leven. Geluk wordt op die manier vanuit meerdere perspectieven en betekenissen in kaart gebracht en hierdoor kunnen wetenschappers volgens Bartels de geluksstaat van personen bepalen en de voorwaarden van geluk onderzoeken. Zo laten grafieken zien dat mensen die hoger opgeleid zijn of zich in een duurzame relatie bevinden gemiddeld genomen gelukkiger zijn. Bartels: “Op het moment dat je dit soort grafieken kan maken, kan je maar een ding concluderen: je kan geluk goed meten. Er zijn duidelijk vragen die meten wat geluk is en hoe het voelt.”
Genen en geluk
Bartels is niet alleen geïnteresseerd in de geluksstaat van mensen, maar ook waar die verschillen in geluk tussen mensen vandaan komen. De invloed van genen en omgeving spelen hierin beiden een rol. Uit onderzoek blijkt dat genetisch identieke tweelingen die apart van elkaar opgroeien meer overeenkomsten in geluksgevoel vertonen dan genetisch verschillende tweelingen die in dezelfde omgeving opgroeien. Bartels ontdekte dat maar liefst veertig procent van de verschillen in geluksgevoel tussen mensen veroorzaakt wordt door onderlinge genetische verschillen.
Maar hoe beïnvloeden genen je geluk? Bepaalde genvarianten hebben bijvoorbeeld invloed op de manier waarop je omgaat met invloeden uit je omgeving. Bartels legt uit: “Doordat je een bepaalde genetische aanleg hebt, ben je wel of niet gevoelig voor iets wat in de omgeving gebeurt. Sommige mensen hebben een genvariant waardoor ze niet goed tegen alcohol kunnen en al na één glaasje een rood gezicht krijgen. Mensen die deze variant niet hebben, krijgen dit soort klachten niet terwijl de omgevingsinvloed – in dit geval dus alcohol – hetzelfde is.”
Hetzelfde geldt voor geluk. De ene persoon is door het hebben van bepaalde genvarianten veel gevoeliger voor negatieve emoties, door bijvoorbeeld een lekke band of regenbui, dan de ander. Ook kan de impact van ingrijpende levensgebeurtenissen op het geluksgevoel van een persoon daardoor groter zijn. Zo spelen genen dus een belangrijke rol bij de bepaling van geluksgevoel.
Dubbel voordeel
Toch staan je genen niet op zichzelf en heeft ook je omgeving een grote invloed op je geluksgevoel. Bartels: “Als ouder geef je je genen, maar ook je omgeving door. Ouders die zelf een pakket goede genetische varianten hebben voor geluk zijn over het algemeen waarschijnlijk zelf wat gelukkiger. Dus de omgeving waar het kind in opgroeit is gelukkiger en daarbovenop krijgt het kind ook de geluksgenen mee. Een dubbel voordeel dus.”
Daarnaast kies je op basis van je genen ook nog eens je omgeving uit, vertelt Bartels. Zo is een extravert persoon minder snel geneigd om geluk te zoeken in het lezen van een boek in een stille bieb. En een introvert persoon laat een groepsreis langs de grote zomerfestivals in Europa waarschijnlijk aan zich voorbij gaan. Bartels benadrukt: “Het een is niet beter dan het ander, maar het laat zien dat je op grond van je genen keuzes maakt en een deel van je omgevingsinvloeden creëert.” Volgens Bartels is het dan ook van essentieel belang om er als persoon achter te komen in wat voor omgeving je het meeste opbloeit.
Gelukkig worden
De wetenschap biedt dus geen universele definitie voor geluk, maar slaagt er wel in om geluk meetbaar te maken, onder andere door het stellen van de juiste vragen. Maar hebben we nu zelf de sleutel in handen naar een gelukkig leven? Deels lijkt de bepaling van ons geluk al vast te liggen in onze genen. Maar voor een ander groot deel hebben we wel degelijk zelf invloed. Om die invloed goed te kunnen uitoefenen, is het essentieel om jezelf goed te leren kennen. Door erachter te komen wat je eigen behoeften voor een gelukkig leven zijn, kan je meer vorm geven aan je omgeving zodat deze beter in die behoeften voorziet.