Dr. Marij Swinkels is docent- onderzoeker bij het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap, waar ze cursussen geeft als ‘Beleid, rationaliteit en macht’ en ‘Understanding Political Leadership’. In 2019 werd ze verkozen tot docenttalent van het jaar.
Je schrijft ergens “Onderwijs is als surfen”. Leg eens uit.
“Ik bedacht me dat toen mijn vriend me leerde surfen. Toen was ik zelf opeens de leerling! Ik zag veel parallellen tussen leren surfen en universitair onderwijs geven. Het ging vaak goed, maar ik raakte tot huilens toe gefrustreerd wanneer ik niet het passende materiaal had en het allemaal niet lukte. Want ook in het onderwijs is materiaal belangrijk. Zorg dat het aansluit bij het niveau van de student. Wat ik ook leerde: hoe goed mijn vriend me ook coachte, hielp en uitleg gaf over windrichtingen, uiteindelijk sta je alleen op de plank en moet je het ook doen in plaats van alleen ernaar kijken. Ook de student moet het uiteindelijk zelf doen.”
Onderwijs is geen kijksport dus. Je probeert je studenten continu leerervaringen op te laten doen. Hoe bijvoorbeeld?
“In de cursus ‘Politiek leiderschap’ laat ik ze een simulatiespel spelen waarin ze een diplomatieke crisis moeten oplossen. Ze ervaren dan de hoge druk en het werken met verschillende belangen. En soms draai ik de rollen om in een werkgroep en moeten zij de werkgroep overnemen. Dan kijken ze je eerst wel even raar aan... Wie neemt de leiding? Accepteren anderen die? Zo wordt de theorie over hiërarchie ineens onderdeel van een ervaring.”
Wat motiveert jou als docent?
“Ik vind het belangrijk dat we een samenleving hebben waarin burgers kritisch kunnen denken. Als ik mijn werk goed doe, draag ik bij aan een gezonde maatschappij. Persoonlijk krijg ik veel energie van de interactie met studenten en nieuwe inzichten die ik tegenkom. En ik blijf mezelf ontwikkelen. Door les te geven leer ik hoe ik dingen begrijpelijk maak voor een andere doelgroep. Als ik aan het schrijven ben zitten ze altijd naast me in gedachten. ‘Hoe zou ik dit aan mijn studenten vertellen?’”
Dr. Niels Bovenschen is docent Biomedische Wetenschappen en hoofd van het Pathologisch Onderzoekslaboratorium. Met één been in het lab en één been in de collegezaal is een win-winsituatie volgens hem. Hij won in 2019 de docentenprijs.
In 2019 won je de docentenprijs. Wat waarderen studenten aan je onderwijs?
“Ik denk dat ze het waarderen dat ik hen altijd behandel als gelijkwaardig aan mezelf. Ik nodig ze uit in mijn laboratorium, koppel ze aan onderzoekers en samen werken we dan aan hetzelfde probleem. Ik heb geen casussen die elk jaar terugkomen, studenten dragen echt bij aan nieuw onderzoek. Soms zitten we als onderzoeksgroep helemaal vast, en dan denken we met z’n allen na over wat het volgende experiment moet zijn.”
Dat is leuk voor de studenten, heb je daar als onderzoeker ook iets aan?
“Ja, zeker! Dit jaar nodigden we bijvoorbeeld een patiënt met hartfalen uit in de collegezaal, samen met de behandelend artsen en onderzoekers. Studenten biomedische wetenschappen werden samen aan het werk gezet om na te denken over de oplossing. Het beste onderzoek mocht daadwerkelijk uitgevoerd worden in het laboratorium. Wat je toen zag gebeuren was heel mooi. Je zag ineens een enorme drive en inspiratie, met heel gemotiveerde studenten. Het winnende team kwam met het idee om een fout gevouwen eiwit weg te halen uit de hartcel. Dat was voor iedereen een nieuw inzicht. Dat kan echt een medische doorbraak zijn, als het werkt.”
Wat is jouw grootste motivatie als docent?
“Ik houd ontzettend van uitleggen, om de generatie van de toekomst mee te nemen in hoe de biomedische wereld eruitziet en werkt. En het mooiste is wanneer ze vervolgens zelf met nieuwe ideeën komen. Dan is mijn missie geslaagd.”
Dr. Lorena de Vita is docent Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen en won in 2020 de docenttalentprijs.
Studenten waarderen jouw interactieve en innovatieve lessen waarbij je alles uit de kast haalt: rollenspellen en verschillende vormen van debat. Waarom zijn uitwisseling en debat zo belangrijk?
“Het studeren van de geschiedenis van de internationale betrekkingen kan erg theoretisch zijn. In mijn lessen over internationale politiek en geschiedenis gebruik ik verschillende simulaties en serious games om de studenten op een andere manier in aanraking te brengen met de lesstof en uit de praktijk te kunnen leren. Daarmee hoop ik de onderwerpen uit het abstracte te halen. Als we het over het Israëlisch-Palestijns conflict hebben, laat ik bijvoorbeeld ieder groepje een land representeren dat een VN-resolutie erdoor moet krijgen. Zo leren ze kijken vanuit verschillende perspectieven.”
Wat was jouw mooiste moment voor de klas?
“De beste momenten die ik heb gehad zijn voor een groep, maar niet ín het klaslokaal. Dit jaar bezochten we met een groep bachelorstudenten de OPCW, de organisatie die toeziet dat het verbod op chemische wapens wordt nageleefd. Aan de vragen die ze stelden aan het OPCW-personeel zag ik dat ze doordrongen tot het hart van de problematiek van internationale relaties. En dat is – voor een docent – echt een enorm lonende ervaring. Hoe kan het bijvoorbeeld, dat sinds het sluiten van de eerste internationale overeenkomst over het gebruik van chemische wapens in 1675 (!), zoveel is gedaan om chemische wapens te verbieden, maar het ons nog steeds niet is gelukt? In hun tekstboek zullen ze ook lezen dat ‘coöperatie lastig is’, maar het is één ding om het te lezen en heel iets anders om dat zelf te ervaren.”
Studenten waarderen jouw interactieve en innovatieve lessen waarbij je alles uit de kast haalt: rollenspellen en verschillende vormen van debat. Waarom zijn uitwisseling en debat zo belangrijk?
“Het studeren van de geschiedenis van de internationale betrekkingen kan erg theoretisch zijn. In mijn lessen over internationale politiek en geschiedenis gebruik ik verschillende simulaties en serious games om de studenten op een andere manier in aanraking te brengen met de lesstof en uit de praktijk te kunnen leren. Daarmee hoop ik de onderwerpen uit het abstracte te halen. Als we het over het Israëlisch-Palestijns conflict hebben, laat ik bijvoorbeeld ieder groepje een land representeren dat een VN-resolutie erdoor moet krijgen. Zo leren ze kijken vanuit verschillende perspectieven.”
Wat was jouw mooiste moment voor de klas?
“De beste momenten die ik heb gehad zijn voor een groep, maar niet ín het klaslokaal. Dit jaar bezochten we met een groep bachelorstudenten de OPCW, de organisatie die toeziet dat het verbod op chemische wapens wordt nageleefd. Aan de vragen die ze stelden aan het OPCW-personeel zag ik dat ze doordrongen tot het hart van de problematiek van internationale relaties. En dat is – voor een docent – echt een enorm lonende ervaring. Hoe kan het bijvoorbeeld, dat sinds het sluiten van de eerste internationale overeenkomst over het gebruik van chemische wapens in 1675 (!), zoveel is gedaan om chemische wapens te verbieden, maar het ons nog steeds niet is gelukt? In hun tekstboek zullen ze ook lezen dat ‘coöperatie lastig is’, maar het is één ding om het te lezen en heel iets anders om dat zelf te ervaren.”
Wat is jouw grootste motivatie als docent?
“Ik krijg energie van sparren over onderwerpen en mensen met elkaar in contact brengen. Ik krijg ook vaak nieuwe inzichten door de vragen die studenten stellen. De wereld is zo ontzettend ingewikkeld, we hebben elkaar nodig om haar te begrijpen en hopelijk ook te verbeteren!” “Ik krijg energie van sparren over onderwerpen en mensen met elkaar in contact brengen. Ik krijg ook vaak nieuwe inzichten door de vragen die studenten stellen. De wereld is zo ontzettend ingewikkeld, we hebben elkaar nodig om haar te begrijpen en hopelijk ook te verbeteren!”
Cognitief neurowetenschapper dr. Gerda Andringa wisselde het lab in voor het klaslokaal en is sinds 2011 docent Liberal Arts & Sciences aan University College Roosevelt. Zij werd in 2020 verkozen tot docent van het jaar.
Studenten gaan bij jou direct aan de slag met praktijkgericht onderzoek, zo liet je studenten
een virtual reality game ontwerpen om de hersenfuncties van mensen met beginnende dementie te stimuleren. Hoe vinden studenten dat?
“Voor sommigen is dat ontzettend lastig. Ineens staan ze dan met hun voeten in de klei en koffie in te schenken voor mensen met dementie. Maar het is een heel waardevolle leerervaring. Ik had bijvoorbeeld een project waarbij studenten als buddy werden gekoppeld aan iemand met beginnende dementie. Eén student beklaagde zich: ‘Ik begrijp het niet, elke week bel ik aan en dan weet ze weer niet wie ik ben.’ Waarop een andere student zei: ‘Maar je weet toch dat ze geheugenproblemen heeft?’ Dat wist ze natuurlijk, maar ze had zich niet gerealiseerd wat dat betekent in de praktijk en hoe dat is voor naasten.”
Je geeft je studenten de ruimte om fouten te maken en opnieuw te beginnen. Wat betekent dat in de praktijk?
“Sommige studenten worden vanuit huis enorm gestimuleerd en zijn gewend dat alles ze komt aanwaaien. Maar dat zorgt soms ook voor druk. Ik probeer een sfeer te creëren waarin ik laat zien dat fouten maken oké is. Ik vertel ook graag over mijn eigen blunders als PhD-student. Dat ik elf keer een nieuwe versie van mijn proefschrift moest inleveren. Ik laat zien dat wetenschappelijk onderzoek ook wel een beetje een gevecht is, dat dat erbij hoort.”
Wat is jouw grootste motivatie als docent?
“Je werkt met mensen die op een kruispunt in hun leven staan, die voor hun gevoel hele belangrijke keuzes aan het maken zijn. Daar mag je getuige van zijn en mag je soms ook in meedenken. Je ziet studenten zichzelf ontzettend ontwikkelen. Twee uur in de klas kan daardoor heel veel energie geven!”