Hoe meer je als land investeert in topsport, des te groter de kans op een medaille. Volgens hoogleraar sportontwikkeling prof. Maarten van Bottenburg is sportsucces deels maakbaar. Of een land floreert op topsportgebied komt niet door de toevallige geboorte van grote talenten, maar is grotendeels afhankelijk van de voorzieningen die we creëren voor topsporters. Geld en inwonersaantal bepalen 50% van het topsportsucces van een land. Maar wat bepaalt de andere 50%? Nederland is klein, toch behoren we consistent tot de wereldtop. Hoe kan het dat we met relatief weinig investeringen veel medailles binnenhalen? Hoe bereik je de absolute top?
Topsportklimaat
Wat is het geheim tot de gouden medailles? En waardoor presteert het ene land beter dan het andere? Van Bottenburg werd geïnspireerd door een opmerkelijke periode in de wetenschap: van 1901 tot 1911 werden 5 Nobelprijzen gewonnen door Nederlandse wetenschappers, een uitzonderlijk aantal, dat nooit meer is geëvenaard. Reden voor het succes bleek een grote verbetering van het wetenschappelijke klimaat. Wat in de wetenschap geldt, blijkt ook in de sport te gelden: betere scholing, verbeterde faciliteiten, hogere salarissen en meer aanzien leiden tot succes. Tot de jaren '80 was sport vooral een individuele hobby. Tegenwoordig zien we de maatschappelijke waarde van (top)sport, en zijn we bereid daarin te investeren. Topsporters genieten aanzien en krijgen een maandelijks loon – weliswaar niet veel boven bijstandsniveau - om al hun tijd in sport te kunnen steken. Maar niet elke sport is even maakbaar. De meeste winst is te behalen bij sporten die bijna niemand beoefent, zoals bobsleeën. Als je daar goed in investeert komt je makkelijk bij de top, terwijl bij voetbal of tennis een zak extra geld niet meteen grote extra winst oplevert.
Het geheim van Nederland
'Wij' zijn vooral goed in langetermijnplanning. Het aantal mensen dat sport in Nederland, op eigen initiatief of in verenigingsverband, is uitzonderlijk groot. Wat lastig blijft is talent-identificatie. Het is moeilijk te voorspellen welk kind later succesvol zal zijn. Lang niet alle jeugdige wonderkinderen schoppen het tot topvoetballer, turner of tennisser. Van alle talenten breekt slechts een enkeling door. Volgens Van Bottenburg kunnen kinderen zich het best niet te jong toeleggen op één sport, laat hen spelen en uitproberen, dat biedt de grootste kans voor succes. Niet kracht of doorzettingsvermogen blijken bepalend om topsporter te worden, maar zelforganisatie: het vermogen om je leven zo in te richten dat je sport kan combineren met een druk leven, met studie en werk. Door slim te investeren in sportclubs en begeleiding van sporters behoort Nederland tot de wereldtop, met relatief weinig geld en een kleine populatie.
Maatschappelijke afwegingen
Nederland doet het goed, maar de concurrentie wordt steeds groter. Steeds meer landen gaan investeren in sport, om dezelfde plek te behouden moeten we daardoor elk jaar meer investeren. Daarbij moeten keuzes worden gemaakt. Investeren we om alle Nederlanders te laten sporten, of richten we ons op de kleine groep topsporters? In Nederland is de verdeling van het sportbudget 70-30%, voor respectievelijk topsport en breedtesport. In Australië is de verdeling precies andersom. Voor de topsporters is dat voordelig, maar lage sportparticipatie van de bevolking leidt tot andere problemen. Van Bottenburg: “Je zou ook kunnen zeggen: waarom wordt er zoveel geïnvesteerd in topsport, terwijl obesitas daar het grootste probleem is?” We moeten een balans vinden en afwegen hoeveel we waarin willen investeren. Voor echte talentontwikkeling moet je durven investeren in een kleine groep.
Meer weten over Nederland als topsportland, en het bereiken van de absolute top? Luister dan de podcast van de lezing 'Op naar de top' terug.