Deze column verscheen eerder op DUB.
Als de Engelse filosoof Roger Scruton had rondgelopen op de onderwijsparade vorige week had hij zijn oren vast niet geloofd. De student die centraal staat? Honoursprogramma's die de beste studenten zelf in mogen vullen? Daar gaat het toch niet om? Het gaat om the body of knowledge, onze beschaving die doorgegeven moet worden door deze te installeren in de beste hersenen. De mens is slechts een drager van kennis, die wordt doorgegeven van de ene op de andere generatie. De mens is sterfelijk, kennis is voor de eeuwigheid.
Tenminste, zo heb ik Scruton begrepen toen hij een bezoek bracht aan Utrecht een aantal jaren geleden. Zou het te doen zijn, van elk vakgebied een canon vaststellen, met de kennis die generaties overstijgt en niet verloren mag gaan? Het bleek moeilijk zat om het in Nederland eens te worden over de geschiedeniscanon - en die was alleen nog maar bedoeld voor het lager onderwijs. Zou het wetenschappers lukken vast te stellen wat dat moet zijn op de universiteit? En dan niet een enkel curriculum, maar de kennis die je aan de allerknapste koppen meegeeft, omdat zij alleen het talent hebben die te beheersen? Ik geef het de eigenwijze wetenschappers te doen.
Gaat het dan helemaal niet om de emancipatie en vorming van jonge individuen, die daardoor goede burgers worden en onze democratie dienen? Scruton had niets met dit Studium Generale-ideaal. Het individu was voor hem niet belangrijk. Ik begon me aan hem te storen. Een pose leek het zelfs, toen hij vertelde dat hij zelf in een slechte buurt in London opgroeide en een hekel had aan het gelijkheidsdenken en de eenvormigheid.
Het klopt, na de oorlog waren in Engeland zelfs de gemeenteflatjes allemaal precies hetzelfde ingericht. Die houten boekenkasten en stoeltjes kun je nu bekijken in het museum van het dagelijks leven in Londen en je snapt dat de jonge Scruton van een toekomst droomde die grootser en meeslepender was. Maar het is ook dankzij dit gelijkheidsideaal dat Scruton zelf zijn opleiding kon voltooien. In het vooroorlogse Engeland was dat voor iemand als hij veel minder waarschijnlijk geweest. En waarom wel die hang naar eenvormigheid in denken, nu hij eenmaal tot de bepalende voorhoede behoort in Engeland?
Geef mij Ken Robinson maar, als denker over onderwijs. Robinson houdt een vurig pleidooi voor creativiteit. Je moet juist je eigen pad kiezen als student. Hij maakt duidelijk dat de school dit moet stimuleren, omdat we niet weten welke kennis in de toekomst nodig zal zijn. Het is zaak de kennis van vorige eeuwen niet alleen te zien als het bewaren van het verleden, maar deze ook opnieuw te doordenken voor de toekomst. Zeker in het informatietijdperk. Geef de jonge mensen de ruimte; zij kunnen nog nieuwe dingen leren en ze leren telkens op weer nieuwe manieren. Robinson zou zijn hart hebben opgehaald tijdens de Onderwijsparade.
En toch? Luisterend naar de discussie over honoursprogramma's; de universiteit die de studenten de ruimte wil geven voor buitenlandse stages, ervaring opdoen met symposia organiseren, een bedrijf opzetten, vrijwilligerswerk doen... . Het is mooi, maar is het nodig? Eigenlijk deden wij dat ook allemaal tijdens onze studie, maar dan zonder studiepunten. En voor de meesten geldt dat wat we toen ontwikkelden uiteindelijk in ons beroepsleven bepalend is geweest.
Zelf was ik actief als vrijwilliger bij Studium Generale in Wageningen en het filmhuis dat daar onder viel. Anderen schreven een boek voor boeren in de Tropen en zijn nog steeds actief in die richting en degenen die veel organiseerden, van feesten tot liftwedstrijden, zijn nog steeds bezig met organiseren. Het is zelfs waar dat de meeste vriendschappen al beginnen tijdens je studie. Dat wilde ik nooit geloven, maar het blijkt dan toch echt waar. Niet voor niets dus worden deze jaren, de vormende jaren genoemd. Maar moet de universiteit dit belonen met studiepunten of kun je net zo goed je eigen weg volgen?
Voor de student maakt het denk ik niet uit. Wie jong is en iets wil, doet dat toch wel, met of zonder studiepunten. Het is sympathiek als dat gehonoreerd wordt, dat wel. Maar de eigenlijke reden waarom de universiteit hierbij betrokken zou moeten zijn is uiteindelijk alleen maar omdat het in ons eigen belang is. Ik denk dat Robinson gelijk heeft. Studenten leren anders en doen weer nieuwe dingen, die ze in de maatschappij tot nut zullen maken. Alleen moet de universiteit zorgen dat ze die kennis ook voor de universiteit tot nut maken.
Een student-assistente schreef vorig jaar een boek naar aanleiding van haar stage en organiseerde bij Bestuurs & Organisatiewetenschap samen met docenten een dag om de resultaten te bespreken, dat is slim. In de toekomst zie ik dat alleen maar verder gaan. Zoals in de sterrenkunde al leken worden ingezet om hemellichamen te ontdekken en in de life sciences al crowdsourcing plaatsvindt om de structuur van eiwitten te onderzoeken, zo denk ik dat kennis nieuwe vormen zal aannemen, zeker door de digitalisering.
Voor valorisatie en voor nieuwe wetenschappelijke kennis is de gevestigde wetenschap afhankelijk van jonge vernieuwers. Die kun je maar beter het gevoel geven dat je ze waardeert. En daarin ben ik het toch met Scruton eens, het gaat niet om maximale ontplooiing van de student, het gaat om de kennis die we met zijn allen voortbrengen.