Het woord wiskunde komt van het woord wisconst dat door de Nederlandse wiskundige Simon Stevin (1548-1620) is bedacht. Wisconst betekent kunst van het zekere. In andere talen gebruikt men het woord mathematiek voor wiskunde. Dit komt van het Griekse máthèma.
In de vroege geschiedenis was wiskunde niet meer dan tellen. Er werd geteld om bijvoorbeeld maanstanden te noteren, de menstruatiecyclus van vrouwen bij te houden of bezit bij te houden. Dit deden ze door in botjes, steen of hout te kerven. De eerste vondst die dit bewijst is een bot dat 22.000 jaar oud is, het Ishango-beentje. Dit is een botje waar streepjes in gekerfd zijn. Duidelijk een instrument om mee te tellen. Het beentje werd in 1960 ontdekt door de Belgische natuur-wetenschapper Jean de Heinzelin de Braucourt.
De eerste 'echte' wiskunde zoals wij die kennen vindt zijn oorsprong in de Babylonische wiskunde. Deze wiskunde werd bedreven door volkeren uit Mesopotamië, het huidige Irak. Deze periode start ongeveer 3000 voor Christus. Zij vonden bijvoorbeeld een benadering voor wortel 2 tot op 5 cijfers na de komma nauwkeurig. Over de wiskunde die de Babyloniërs uitoefenden is veel bekend omdat er kleitabletten met berekeningen bewaard zijn gebleven.