Kant en de verlichting
'Aufklärung ist der Ausgang des Menschen aus seiner selbstverschuldeten Unmündigkeit. Unmündigkeit ist das Unvermögen, sich seines Verstandes ohne Leitung eines anderen zu bedienen.' Zo begint Immanuel Kant zijn antwoord op de vraag wat Verlichting is (Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung, 1784). Het zijn veel geciteerde woorden en het duurde niet lang voor ze aangehaald werden tijdens het FUF-symposium 'Kant en de Verlichting'. De eerste lezing op het symposium van dr. Karin de Boer toonde hoe Kant over de Verlichting dacht. Benodigde ingrediënten: je verstand, een kritische houding en moed.
Voor Kant lag de nadruk op de rol van de rede. De rede heeft als taak dogmatisme te weren. Niet alleen religieus dogmatisme valt hieronder, zoals soms gedacht wordt, maar elke vorm van denken dat geleid door iets anders dan de rede. De rede moet volledig vrij zijn van invloeden, haar bestaan hangt hier van af. Ze moet zelfs kritisch zijn tegenover zichzelf. Hierin ligt een taak voor filosofie. De filosoof is geen kunstenaar van de rede, maar iemand die de wetten voor het denken voorschrijft.
Prof. dr. Paul Ziche sprak in de tweede lezing die dag over de filosofische situatie in Kants tijd. Hij bevond zich ten tijde van het debat tussen materialisten en anti-materialisten. Materialisme kon wel eens leiden tot ongewenste gevolgen zoals fatalisme. Kant bestreed de ideeën van de materialisten echter niet door een beroep te doen op religie, gezaghebbende intellectuelen, of het gevaar dat hij in materialisme zag. Dergelijke methode zou niet 'verlicht' zijn. Hij wees de materialisten op hun gebrekkige notie en formulering van wetenschap. Hierdoor bracht Kant het debat tussen materialisten en anti-materialisten op een ander niveau, een niveau waarop beide partijen argumenten konden uitwisselen. Deze strategie lijkt Kant een verlichte anti-materialist te maken.
De middag werd afgesloten door prof. dr. Reinhard Brandt, die internationaal als Kant-specialist bekend staat. Brandt belichtte de politieke, morele filosofie van Kant zoals die te vinden is in zijn Zum ewigen Friede (1795). Volgens Brandt is het idee van 'eeuwige vrede' gegrond in het categorisch imperatief. Als het recht hieruit voortkomt kan het leiden tot het doel van recht: vrede. De plicht een 'rechtliches Mensch' te zijn komt hieruit voort. Opvallend was dat Brandt aanstipte dat het behouden van natuur een noodzakelijke voorwaarde is om tot vrede te kunnen komen. Want als we geen wereld meer hebben, dan is er ook geen plek meer om samen in vrede te kunnen leven.